Arrivederci! 2 Woordenlijst De woorden, verdeeld in hoofdstukken en secties (Libro dello studente, Quaderno degli esercizi, eindtest en Grammatica), zijn weergegeven in alfabetische volgorde. Wanneer het accent niet op de een na laatste lettergreep valt, of in geval van twijfel, wordt het accent aangegeven met een streepje onder de lettergreep (bijvoorbeeld: dialogo, farmacia). avv. f. m. sg. pl. inf. p.p. Abbreviazioni avverbio femminile maschile singolare plurale infinito participio passato Unità 1 – Hai voglia di uscire? Libro dello studente a coppie: in tweetallen, paarsgewijs accade adesso (inf. accadere): gebeurt nu accade di solito (inf. accadere): gebeurt meestal accompagna (inf. accompagnare): begeleidt accordo, l’: akkoord, overeenkomst affermazioni, le (sg. l’affermazione): beweringen alcuni: enkele, sommigen, een paar alla scoperta: op ontdekking uitgaan allora (avv.): dus anche a me: ook voor mij andare in bicicletta: gaan fietsen appuntamenti, gli (sg. l’appuntamento): afspraken arte contemporanea, l’: hedendaagse kunst arte metafisica, l’: metafysische kunst assolutamente no (avv.): echt niet, absoluut niet attività fisica, l’: lichamelijke activiteit automobilismo, l’: autosport, automobilisme, Grand Prix avverbi di quantità, gli: bijwoorden van kwantiteit Afkortingen bijwoord vrouwelijk mannelijk enkelvoud meervoud onbepaalde wijs, infinitief voltooid deelwoord avviene nel futuro (inf. avvenire): vindt plaats in de toekomst ballare: dansen balletto, il: ballet batte (inf. battere): verslaat calcio, il: voetbal campionati, i (sg. il campionato): kampioenschappen candidati, i (sg. il candidato): kandidaten cartolina, la: aansichtkaart casa nostra, la: thuisspelers che sport praticate (inf. praticare): wat voor sport beoefenen jullie comodamente (avv.): gemakkelijk compagno di classe, il: klasgenoot complemento indiretto, il: meewerkend voorwerp completi (sg. completo): volledige, compleet concerto, il: concert coniugare: vervoegen correre (p.p. corso): rennen, hardlopen corrispondenti (sg. corrispondente): overeenkomstige, bijbehorende corso di nuoto, il: zwemles d’accordo: mee eens dialogo, il: dialoog dimagrire: afvallen, afslanken dipende (inf. dipendere; p.p. dipeso): hangt af van Edizioni Edilingua 1 disaccordo, il: meningsverschil, onenigheid discipline sportive, le (sg. la disciplina sportiva): tak van sport distribuitene uno a testa: delen jullie één per persoon uit divano, il: op de bank divertirsi: zich amuseren, zich vermaken e così via: enzovoort è già accaduto (inf. accadere): het is al gebeurd è introdotto da (inf. introdurre): wordt voorafgegaan door è proprio così: het is echt zo ecco (avv.): hier elenco, l’: lijst esempio, l’: voorbeeld espressioni di tempo, le (sg. l’espressione): uitdrukkingen van tijd esprimere (p.p. espresso): uiten, uitdrukken esprimere accordo: overeenstemming uiten esprimere disaccordo: meningsverschil uiten esprimere indecisione: besluiteloosheid uiten essere pienamente d’accordo: volkomen mee eens zijn eventi sportivi, gli (sg. l’evento sportivo): sportevenementen fa bene alla salute: is goed voor de gezondheid Arrivederci! 2 Woordenlijst famose piazze, le (sg. la famosa piazza): beroemdste pleinen famosi (sg. famoso): beroemde fare aerobica: aerobics fare atletica: atletiek fare ginnastica: gymnastiek doen fare un giro in bici: een eindje gaan fietsen finali di ciclismo su pistavelodromo, le: finale van wielrennen op de baan fissare un appuntamento: een afspraak maken fissate un appuntamento: maken jullie een afpraak foglietto, il: papiertje, blaadje forme verbali, le (sg. la forma verbale): werkwoordsvormen forse (avv.): misschien gerundio: gerundium giocare a carte: kaarten giocare a scacchi: schaken giocatori, i (sg. il giocatore): spelers giornale, il: dagblad, krant giudicano (inf. giudicare): beoordelen, inschatten, vinden giusto: correct, goed, juist ha portato (inf. portare): heeft gebracht, heeft geleid hai ragione: je hebt gelijk hai voglia di...: heb je zin in.... Il lago dei cigni: Het Zwanenmeer il tempo si è fermato: de tijd is stil blijven staan immobile: onbeweeglijk impegno, l’: afspraak, verplichting in alto a destra: rechtsboven in basso: beneden, onder in coppia: in tweetallen, paarsgewijs in fondo: eigenlijk, in wezen in mano: in de hand incontrare: ontmoeten indecisione, l’ (f.): besluiteloosheid,aarzeling indeciso: besluiteloos indicate (inf. indicare): geven jullie aan indovina (inf. indovinare): raad maar infatti: inderdaad, dan ook, namelijk infinito, l’: onbepaalde wijs insieme (avv.): samen interessi, gli (sg. l’interesse): belangstellingen, interesses, belangen invece (avv.): daarentegen inverno, l’: winter La Gazzetta dello Sport: la Gazzetta dello Sport (sportkrant) la partita, la: het spel letteratura, la: literatuur locali, i (sg. il locale): lokalen, leslokalen, zalen, ruimtes maggiori (sg. maggiore): belangrijkste mela, la: appel memorizzarle (inf. memorizzare): het te onthouden mi annoio sempre (inf. annoiarsi): ik verveel me altijd mi sono iscritta: ik heb me ingeschreven mimare un’azione: een scène nabootsen, mimeren minuto per minuto: van minuut tot minuut montagna, la: berg mostre, le (sg. la mostra): tentoonstellingen movimento, il: beweging Natale, il: Kerstmis neanche a me: voor mij ook niet no, scusa, ma...: nee, sorry, maar ... noioso: saai, vervelend non mi piace per niente: ik vind het helemaal niet leuk, dat bevalt me helemaal niet non prendono freddo: zij vatten geen kou nuotare: zwemmen nuoto, il: zwemmen occasione, l’ (f.): kans Olimpiadi, le: Olympische spelen opera lirica, l’: opera opinione, l’ (f.): mening, opinie opinione diversa: andere mening originale: originele Edizioni Edilingua 2 ottima idea: goed idee, geweldig idee palestra, la: sportzaal, gymzaal, sportschool pallavolo, la: volleybal pallone d’oro, il: gouden bal Parigi: Parijs partite di calcio, le: voetbalwedstrijden passa (inf. passare): gaat langs per me no: voor mij niet perfettamente (avv.): volledig, volmaakt personaggi, i (sg. il personaggio): personages, personen, figuren pienamente (avv.): volledig, helemaal, volkomen piscina, la: zwembad pittore, il: schilder più seguita: meest beluisterde, meest gevolgde pomeriggi domenicali, i (sg. il pomeriggio domenicale): zondagmiddagen pratica (inf. praticare): beoefent preferenze, le (sg. la preferenza): voorkeuren preferite (inf. preferire): geven jullie de voorkeur aan prestano grande attenzione (inf. prestare): besteden veel aandacht promuove (inf. promuovere; p.p. promosso): bevorderen, promoten pronomi, i (sg. il pronome): voornaamwoorden pronomi indiretti, i: indirecte voornaamwoorden pronto: hallo pubblicata, (m. pubblicato): gepubliceerd quadro, il: schilderij, afbeelding qualche consiglio: enige adviezen qualcuno: iemand quotidiani, i (sg. il quotidiano): dagbladen, kranten rappresentano (inf. rappresentare): vertegenwoordigen Arrivederci! 2 Woordenlijst rappresentato: vertegenwoordigd regola, la: grammaticale regel regolarmente (avv.): regelmatig rientra (inf. rientrare): komt terug ripasso, il: herhaling ripetere: herhalen risparmiano (inf. risparmiare): zij besparen risposte, le (sg. la risposta): antwoorden Romeo e Giulietta: Romeo en Julia saltuariamente (avv.): af en toe, soms scegliete (inf. scegliere; p.p. scelto): kiezen jullie scheda di Autovalutazione, la: zelfevaluatie kaart scherma, la: schermen sci, lo: ski sciare: skiёn secondo me: volgens mij secondo termine di paragone, il: tweede termijn van de vergelijking sedentari, i (sg. il sedentario): zittend, niet actief seduti (sg. seduto): zittend seguire in TV: op de televisie volgen senso di malinconia, il: gevoel van melancholie serata libera, la: vrije avond serie, la (pl. le serie): serie, reeks, si muove (inf. muoversi; p.p. mosso): hij beweegt zich significativi (sg. significativo): belangrijke, veelbetekende,veelzeggende sintesi, la (pl. le sintasi): samenvattingen sostituiscono (inf. sostituire): ze vervangen sottolineate (inf. sottolineare): onderstrepen jullie spazi, gli (sg. lo spazio): ruimtes spendono (inf. spendere; p.p. speso): zij geven uit, zij besteden spettacoli, gli (sg. lo spettacolo): voorstellingen, toneelstukken, shows sportivi (sg. sportivo): sportliefhebbers squadra, la: team, ploeg squadra delle Azzurre, la: blauwe team (italiaanse nationale team) stanco: moe strutture, le (sg. la struttura): structuren stupendo: schitterend, geweldig superlativo relativo, il: overtreffende trap tabella, la: tabel, lijst teatro, il: theater, schouwburg tocca a (inf. toccare): aan de beurt zijn torri, le (sg. la torre): torens tra poco: binnenkort, zo meteen trasmissione radiofonica, la: radiouitzending trasmissione televisiva, la: televisieuitzending tuttavia: en toch, evenwel un bel po’: heel wat, behoorlijk wat un po’ di più: iets meer, een beetje meer, wat meer uscire: uitgaan, naar buiten gaan usiamo (inf. usare): wij gebruiken verbi regolari, i: regelmatige werkwoorden verificate (inf. verificare): controleren jullie vincere (p.p. vinto): winnen visitare i musei: musea bezoeken visitatori, i (sg. il visitatore): bezoekers voglia, la: zin, verlangen, wens volentieri (avv.): graag Quaderno degli esercizi arte moderna e contemporanea, l’: moderne en hedendaagse Kunst aspettare: wachten Azzurri, gli: National Italiaans team, blauwe team Edizioni Edilingua 3 bevande alcoliche, le (sg. la bevanda alcolica): alcoholistische dranken colloquio, il: sollicitatiegesprek colloquio di lavoro, il: sollicitatiesgesprek concerto rock, il: rockconcert contrario: tegenovergestelde cruciverba, il: kruiswoordraadsel dai!: kom op! dentista, il/la: tandarts dopati (sg. dopato): zijn onder invloed van doping far da mangiare: eten klaar maken fare la cyclette: op de hometrainer fietsen fumetto, il: spotprent grattacielo, il: wolkenkrabber immagini, le (sg. l’immagine): beelden negozio, il: winkel pancia, la: buik per un posto di lavoro: voor een baan prendere il sole: zonnebaden preparare: voorbereiden, klaar maken raccontare: vertellen riposarsi: uitrusten ristorante di lusso, il: luxe restaurant serata romantica, la: romantische avond spettacolo, lo: voorstelling, toneel, show stanchi (sg. stanco): moe stasera (avv.): vanavond vado a fare la spesa: ik ga boodschappen doen velodromo, il: wielerbaan Unità 2 – Buone vacanze! Libro dello studente a carico: op kosten van a turno: om de beurt abbandonata (m. abbandonato): verlaten abitudini, le (sg. l’abitudine): gewoontes acquisti online, gli: online inkopen Arrivederci! 2 Woordenlijst ad una certa età: bepaalde leeftijd aderire: mee doen, deelnemen affiancano (inf. affiancare): zij zetten naast aggiunge (inf. aggiungere; p.p. aggiunto): voegt toe agrituristiche (sg. agrituristica; m.sg. agrituristico): vakantieboerderij all’aperto: in de open lucht all’interno: midden in allegramente (avv.): vrolijk allevamenti di bufale, gli: buffel mesterij Amalfi: Amalfi ambiente, l’ (m.): milieu, omgeving animatori, gli (sg. l’animatore): entertainers apposito: speciaal, geschikt area marina protetta, l’: beschermd waterschapsgebied assistenza, l’: hulp associazione, l’: vereniging attentamente (avv.): aandachting attività culturali, le (sg. l’attività culturale): culturele activiteiten attraverso (avv.): doormiddel van ausiliare: hulpwerkwoord avverbi di tempo, gli: bijwoorden van tijd aziende, le (sg. l’azienda): bedrijven azione principale, l’ (f.): primaire handeling azioni passate, le (sg. l’azione passata): handelingen uit het verleden bagnino, il: badmeester campi, i (sg. il campo): velden campi estivi, i (sg. il campo estivo): zomerkampen campo del turismo, il: op het gebied van toerisme candidarsi: zich candidaat stellen cantava (inf. cantare): zong cantine, le (sg. la cantina): eetzaal cellulare, il: mobile telefoon centro storico, il: historisch centrum, oude centrum certa durata, la: bepaalde duur chattare: chatten che belle serate: wat een mooie avonden chiaramente (avv.): duidelijk colazione, la: het ontbijt collaborazione, la: samenwerking collegate (inf. collegare): aangesloten, verbonden come si fa: hoe doet, maakt men compilato: ingevult comprendere (p.p. compreso): begrijpen concorda (inf. concordare): komt overeen concretamente (avv.): feitelijk, concreet contesto, il: context, verband met conversazione, la: gesprek coordinamento, il: coördinatie Corpo Forestale dello Stato, il: Staatsbosbeheer costiera amalfitana, la: Amalfitaanse kust crescita, la: groei crisi di fame, la: hongersnood crisi economica, la: economische crisis culturali (sg. culturale): culturele da...: sinds, vanaf descrive (inf. descrivere; p.p. descritto): beschrijf di solito: gewoonlijk differenza, la: het verschil disabili, i (sg. il disabile): invaliden disegni, i (sg. il disegno): tekeningen, afbeeldingen diversa (m. diverso): verschillende divertimento, il: plezier doccia, la: douche dopo le ferie: na de vakantie dopo tale data: na de datum durante: gedurende è ritornato di moda: is terug in de mode Eolie: Eolie Ercolano: Ercolano Edizioni Edilingua 4 escursioni, le (sg. l’escursione): excursie esperienza, l’: ervaring eventi passati, gli (sg. l’evento passato): gebeurtenissen uit het verleden, afgelopen gebeurtenissen eventuali (sg. eventuale): eventuele ...fa (avv.): … geleden fare colazione: ontbijten fauna, la: fauna ferie, le: vakantie ferrovia Circumvesuviana, la: Circumvesuviana spoorlijn festa a sorpresa, la: verassingsfeest forma corretta, la: juiste vorm forum, il: forum frasi secondarie, le: bijzinnen garantita (m. garantito): verzekerd gelato, il: ijsje genere, il: geslacht gestione, la: beheer gioco a catena, il: kettingspel giorno iniziale del mese, il: eerste dag van de maand guida, la: gids ha acceso la luce (inf. accendere): hij deed het licht aan ha bruciato (inf. bruciare): hij /zij heeft verbrand hanno bussato (inf. bussare): hebben geklopt ho assaggiato (inf. assaggiare): ik heb geproefd immaginate (inf. immaginare): stel het jullie voor, verbeelden jullie je imperfetto, l’: verleden tijd in modo diverso: op een andere manier indicano (inf. indicare): geven aan indicato: aangegeven infanzia, l’: jeugd infiniti (sg. infinito): onbepaalde iniziavano (inf. iniziare): begonnen intenso: groot, sterk, hevig, intens intento, l’: doel Arrivederci! 2 Woordenlijst intere famiglie, le: hele gezinnen internazionali (sg. internazionale): internationale interpretate (inf. interpretare): voeren jullie uit, spelen jullie intervistate (sg. intervistata; m.sg. intervistato): interviewen jullie ISTAT (Istituto nazionale di statistica): CBS Kenya, il: Kenya l’altro giorno: onlangs Legambiente, la: Milieubescherming LIPU (Lega Italiana Protezioni Uccelli): Milieu en dieren organisaties località balneari, le (sg. la località balneare): badplaatsen luoghi di vacanza, i (sg. il luogo di vacanza): vakantieplaatsen luoghi esotici, i (sg. il luogo esotico): exotische plaatsen Maldive, le: Malediven Mani Tese, le: Gestrekte handen manutenzione, la: onderhoud Mar Rosso, il: Rode zee mattina, la: ochtend mentre: terwijl, ondertussen mese, il: maand mi sono divertito un mondo: ik heb mij vermaakt millennio, il: millennium modulo, il: formulier momento, il: moment momento preciso, il: juiste moment moneta, la: muntje mozzarelle, le (sg. la mozzarella): mozzarella’s napoletana (m. napoletano): napolitaans natura, la: natuur negativa (m. negativo): negatief, ontkenning neppure (avv.): nog niet eens, zelf niet non avevo voglia di nient’altro: ik wilde niets anders nonni inclusi: inclusief grootouders numero cardinale, il: hoofdtelwoord occupato: bezet offerte, le (sg. l’offerta): aanbiedingen ombrellone, l’ (m.): parasol oppure: ofwel, of ordine giusto, l’: juiste volgorde organizzazioni, le (sg. l’organizzazione): organisaties pace, la: vrede parco nazionale delle foreste casentinesi, il: Nationaal Park van Casentino bossen partecipanti, i/le (sg. il/la partecipante): deelnemers participio passato, il: voltooid deelwoord passato prossimo, il: voltooid tegenwoordig tijd passerella, la: loopbrug pasta, la: pasta penisola, la: schiereiland pensione, la: pensioen, pension periodo di ferie, il: vakantieperiode però: maar piccoli borghi, i (sg. il piccolo borgo): kleine dorpen poi (avv.): dan, daarna pomeriggio, il: namiddag Pompei: Pompei Positano: Positano posta elettronica, la: e-mail posti diversi, i (sg. il posto diverso): verschillende plaasten posto unico, il: unieke plek pranzo, il: lunch prenotare: boeken presto (avv.): vroeg prioritariamente (avv.): prioriteitstelling prodotti tipici, i (sg. il prodotto tipico): typische producten proteggere (p.p. protetto): beschermen protezione, la: bescherming provare: proeven quando (avv.): wanneer, toen quanto prima: zo snel mogelijk quasi sempre (avv.): bijna altijd Edizioni Edilingua 5 qui sotto (avv.): hier onder raccontare: vertellen racconto, il: verhaal Ravello: Ravello regione, la: regio regolamento, il: reglement ricordate (inf. ricordare): onthouden jullie ripetizione, la: herhalingen rumori, i (sg. il rumore): geluiden sai com’è: weet hoe is salvaguardare: beschermen scena, la: scene schema, lo: schema scoprire (p.p. scoperto): ontdekken se esce croce: als kruis komt (kruis of munt gooien) se esce testa: munt sentieri, i (sg. il sentiero): paden sera, la: avond servizi bancari, i (sg. il servizio bancario): bankdiensten sessione, la: sessie Seychelles, le: Seyschellen sfondo, lo: achtergrond si è sporcato la cravatta: hij heeft op zijn das geknoeid si riferisce (inf. riferirsi): zich verwijst si ripetono (inf. ripetersi): herhalen zich si tratta (inf. trattarsi): het gaat om, het betreft sito, il: plaats situazioni, le (sg. la situazione): situaties solidale: solidair sono diventate (inf. diventare): zijn geworden soprattutto (avv.): vooral Sorrento: Sorrento spesso (avv.): vaak spiaggia, la: strand splendida (m. splendido): prachtig, schitterend squilla (inf. squillare): overgaat, rinkelt squisite (sg. squisita; m.sg. squisito): heerlijk Stati Uniti, gli: Verenigde Staten Arrivederci! 2 Woordenlijst stranieri, gli (sg. lo straniero): buitenlanders straordinarie (sg. straordinaria; m.sg. straordinario): buitengewoon studio di una lingua, lo: het leren van een taal stupenda (m. stupendo): prachtig, geweldig stupendo: fantastisch successione di azioni, la: opeenvolging van handelingen svolgono un’attività di volontariato: doen vrijwilligers werk tardi (avv.): later territorio, il: grondgebied ti alzavi (inf. alzarsi): je stond op tirate (inf. tirare): gooien tradizionale: traditioneel trascorrere (p.p. trascorso): doorbrengen trascorrevano (inf. trascorrere; p.p. trascorso): brachten door trasforma (inf. trasformare): verandert tutt’intorno al Vesuvio: rond de Vesuvius tutta sole e mare: alles zon en zee uso, l’: gebruik utilizzare: gebruiken vacanza, la: vakantie vacanza-volontariato, la: vakantie-vrijwilligerswerk vero e proprio: echte en werkelijke viaggio organizzato, il: pakketreis, georganiseerde reis villaggio, il: vakantiedorp visite guidate, le: rondleidingen volontario, il: vrijwillig week-end “pendolare”, il: weekend vakantie (“slinger”) WWF (World Wild Found): WWF Quaderno degli esercizi accanto (avv.): hiernaast affascinante: boeiend agriturismo, l’: vakantie op de boerderij animatori, gli (sg. l’animatore): entertainers, animator campeggio, il: camping caotica (m. caotico): chaotisch Circumvesuviana, la: Circumvesuviana città d’arte, la: kunststad confortevole: comfortabel crucipuzzle, il: kruiswoordpuzzels escursione, l’ (f.): excursie, reisje Festa del Lavoro, la: feest vand de arbeid festa della donna, la: vrouwendag Festa della Liberazione, la: Vrijheidsfeest Festa della Repubblica, la: Feest van de Republiek festività, la: feestelijkheden giro, il: tour incidente, l’ (m.): ongeluk indimenticabile: onvergetelijke inseparabili (sg. inseparabile): onafscheidelijke intere (sg. intera; m.sg. intero): gehele l’ultimo dell’anno: oudjaarsdag lago, il: meer mancare: missen manifestazioni politiche, le (sg. la manifestazione politica): politieke demonstratie minigonna, la: minirok osservate (inf. osservare): kijken jullie passeggiare: wandelen servizio, il: bediening, service soste, le (sg. la sosta): pauze, tussenstop splendidamente (avv.): schitterend, stralend stupenda (m. stupendo): prachtig stupendamente (avv.): verbazingwekkend vacanza culturale, la: culturele vakantie villaggio, il: vakantiedorp, bungalowpark Edizioni Edilingua 6 vista sul mare, la: uitzicht op zee Unità 3 – Ti sta benissimo! Libro dello studente a collo alto: met hoge kraag, koltrui a quadretti: geruit a righe: gestreept abbigliamento, l’: kleding accesso, l’: toegang aderente: strak aggettivi possessivi, gli: bezittelijke bijvoeglijke voornaamwoorden aggettivo, l’: bijvoeglijk naamwoord allora (avv.): dus, nou alta formazione, l’ (f.): hoger onderwijs altezza, l’: hoogte angolo, l’: hoek area, l’: gebied arrivederci: tot zien (ons vorm) arrivederLa: tot zien (u vorm) avvocato, l’: advocaat bagni, i (sg. il bagno): badkamers balconi, i (sg. il balcone): balkons bello: mooi, leuk benissimo (avv.): heel goed bianca (m. bianco): wit Bocconi (università privata L. Bocconi di Milano): Bocconi borsa di pelle, la: leren tas Borsa internazionale del turismo, la: Internationale beurs voor toerisme bravissimi (sg. bravissimo): heel goed c’era (inf. esserci): er was c’erano (inf. esserci): er waren camere da letto, le: slaapkamers camicetta, la: bloesje capi d’abbigliamento, i (sg. il capo d’abbigliamento): kleding capitale, la: hoofdstad casual: casual Cattolica (Università Cattolica del Sacro Cuore): Katholieke celebre: beroemde Arrivederci! 2 Woordenlijst cellulare scarico, il: lege mobiele telefoon Cenacolo, il: cenakel, Upper room centro fieristico, il: beurscomplex certamente (avv.): zeker che bel completo: wat een mooi pak/ mooie jurk che bell’abito: wat een mooi costuum/pak chiaro: licht ci ha fatto i complimenti: hij heeft ons complimenten gemaakt città moderne, le (sg. la città moderna): moderne steden code, le (sg. la coda): rijen, files colloquio, il: gesprek, interview colorate (sg. colorata; m.sg. colorato): gekleurde colore, il: kleur come mai?: hoe komt dat? come siamo eleganti stasera!: wat zijn wij elegant vanavond! come ti sta?: hoe staat het jou? competenze, le (sg. la competenza): vaardigheden completo di lino, il: linnen pak complimenti, i (sg. il complimento): complimenten complimenti!: mijn complimenten! comprare: kopen confusione, la: verwarring, confusie conosciuta (m. conosciuto): bekend conosciutissima (m. conosciutissimo): bekende conservare: behouden consonante, la: medeklinker contento: gelukking copre (inf. coprire; p.p. coperto): bedekt corrette (sg. corretta; m.sg. corretto): juiste corridoi, i (sg. il corridoio): gangen corto: kort costruzione, la: bouw cotone, il: katoen cucina abitabile, la: woonkeuken dappertutto (avv.): overal dare un’occhiata: een kijkje nemen decisa (m. deciso): vastbesloten desidera (inf. desiderare): wenst, wil dici? (inf. dire): meen je het? didattico: didactisch dimostrativi (sg. dimostrativo): aanwijzende voornaamwoorden disponibilità, la: beschikbaarheid distinto: gedistingeerde dolcevita, il: coltrui dottor …, il: doctor Dr. dottore,il (medico): huisarts, arts dritto (avv.): rechtdoor duomo, il: dom, kathedraal eccolo: hier is het edificio, l’: gebouw elegante: elegant espositori, gli (sg. l’espositore): exposanten espressioni, le (sg. l’espressione): uitdrukkingen estate, l’ (f.): zomer estivi (sg. estivo): zomer festa, la: feest fiera, la: beurs finale: einde forse (avv.): misschien frutto, il: vrucht gente, la: mensen giacca, la: jasje,colbert gonna, la: rok grattacielo, il: wolkenkrabber grazie mille: heel erg bedankt ha approfittato (inf. approfittare): heeft geprofiteerd ha provato (inf. provare): heeft aangepast hai fatto un ottimo lavoro!: je heb prima werk gedaan hostess, la: stewardess in alto: boven in basso: onderstaand in cantiere: in aanbouw in fondo: onderaan in vetrina: etalage informatico, l’: computerdeskundige Edizioni Edilingua 7 interrotto: onderbroken invernali (sg. invernale): winter invia (inf. inviare): verzendt La dolce vita: film van Italiaanse regisseur Federico Fellini la rendeva (inf. rendere; p.p. reso): het maakte haar lana, la: wol larga (m. largo): wijde, groot lenti grandi, le (sg. la lente grande): grote glazen lino, il: linnen lontano (avv.): ver van lungo: lang maglietta, la: T-shirt maglione, il: trui manageriali (sg. manageriale): leidinggevende mancanti (sg. mancante): vermiste, ontbrekende marrone: bruin materiali (sg. materiale): stoffen, materialen mi dispiace (inf. dispiacere): het spijt me mi ha dedicato (inf. dedicare): heeft aan mij besteed Milano: Milaan modello, il: model moglie, la: vrouw, echtgenoot navetta per la stazione, la: shuttle naar het station nei dettagli: in detail nel complesso: over het geheel, non mi convince (inf. convincere; p.p. convinto): het overtuigt mij niet non sei in forma: je bent niet in vorm numerati (sg. numerato): genummerde nylon, il: nylon obbligatorio: verplicht occhiali da sole, gli: zonnenbrillen offrire (p.p. offerto): bieden opere architettoniche moderne, le (sg. l’opera architettonica moderna): moderne architectonische bouwwerken orari, gli (sg. l’orario): tijden Arrivederci! 2 Woordenlijst organizzatore, l’ (m.): organisator ospita (inf. ospitare): onderdak biedt ottimo lavoro: fantastisch werk padiglione, il: paviljoen, vleugel van gebouw partenza, la: vertrek partner, il/la: partner pelle, la: leer per favore: alstublieft, alsjeblieft (vragen) perfetto: perfect, uitstekend permesso, il: toestemming pesante: dicht, zwaar piani, i (sg. il piano): verdiepingen piantina, la: plattegrond, kleine plattegrond più volte: meerdere keren Politecnico, il: Polytechnische precedono (inf. precedere): voorafgaan prego: alstublieft, alsjeblieft (geven) prevista (m. previsto): verwacht pronomi dimostrativi, i: aanwijzende voornaamwoorden pronomi diretti, i: lijdende voornaamwoorden pronti (sg. pronto): klaar protagonista, il/la: hoofdrolspeler van de film Quadrilatero: Vierhoek quello: dat questo completo non ti sta bene: dit pak staat jou niet goed questo: deze, dit raccogliete (inf. raccogliere; p.p. raccolto): verzamelen jullie riassunto, il: samenvatting, overzicht ricerca, la: onderzoek ricercata (m. ricercato): gezocht ricercatissima (m. ricercatissimo): super gezocht ricevere: krijgen, ontvangen rileggete (inf. rileggere; p.p. riletto): herlezen jullie sala, la: zaal, kamer scambiate (inf. scambiare): wisselen jullie uit scarpe, le (sg. la scarpa): schoenen scelto: uitgekozen, gekozen sei bellissima!: je bent erg mooi! sei stata bravissima!: je was erg goed! sei stupenda: je bent prachtig servizio ristoro, il: restaurant service seta, la: zijde sguardi, gli (sg. lo sguardo): blikken si comporta (inf. comportarsi): gedraagt zich si riferiscono (inf. riferirsi): verwijzen si sono incrociati (inf. incrociarsi): ze hebben elkaar gekruist signorine, le (sg. la signorina): jonge meisjes simile: gelijke sinistra: links smog, lo: smog soggiorno, il: woonkamer solo adesso: alleen nu, zojust soluzioni, le (sg. la soluzione): oplossingen sorrideva (inf. sorridere; p.p. sorriso): glimlachte sorriso, il: glimlach sostantivo, il: zelfstandig naamwoord sportivo: sportief stai benissimo!: je ziet er geweldig uit stasera (avv.): vanavond stazione ferroviaria, la: treinstation stivali, gli (sg. lo stivale): laarzen stracontento: hardstikke blij, hardstikke tevreden, dolblij strapieno: super vol stretto: nauw subito (avv.): onmiddelijk, meteen superficie, la: oppervlakte superlativo assoluto, il: overtreffende trap tacco altissimo, il: hele hoge hak taglia, la: maat Edizioni Edilingua 8 telefonate, le (sg. la telefonata): gesprekken ti sta benissimo: het staat jou heel goed ti sta proprio bene: het staat je werkelijk goed ti trovo bene: je ziet er goed uit traffico, il: verkeer troppa (m. troppo): te veel tutto colorato: helemaal gekleurd ultimo: laatste ultragentile: heel aardig un paio di pantaloni: een broek un paio di scarpe: een paar schoenen utilizzando (inf. utilizzare): gebruikmakend van valigia, la: koffer vecchio: oud vestito, il: kleding via: weg via mail: per e-mail vicino (avv.): dichtbij vita frenetica, la: druk leven, hectische leven vocale, la: klinker Quaderno degli esercizi abitanti, gli (sg. l’abitante): inwoners accessori, gli (sg. l’accessorio): accessoires ambasciatrice, l’ (f.; m. l’ambasciatore): ambassadeur annualmente (avv.): jaarlijks area, l’: gebied aree espositive, le (sg. l’area espositiva): expositieruimtes collant, il: panty competizione, la: concurrerend conoscente, il/la: kennis corridoi, i (sg. il corridoio): gangpaden Corriere della Sera, il: Corriere della Sera (dagblad) costo, il: kosten crescita, la: groein dritto: rechtdoor eccellenze, le (sg. l’eccellenza): uitmuntendheid estranea (m. estraneo): afwijkende Arrivederci! 2 Woordenlijst impermeabili (sg. impermeabile): regenjassen ingresso, l’: ingang là in fondo: daar beneden metropoli-nodo, la: metropool knooppunt mostra, la: tentoonstelling occhiata, l’: een kijkje orario di chiusura, l’ (m.): sluitingstijd padiglione, il: paviljoen pesante: zwaar, dik, warm (kleding) piantina della città, la: platgrond principale: belangrijkste ricchezza, la: rijkdom sale, il: zout sciarpa, la: sjaal sede, la: zetel, vestigingsplaats sedia, la: stoel straorganizzata (m. straorganizzato): perfect georganiseerde superelegante: superelegant, heel stijlvol tavolino, il: tafeltje ultramoderno: ultramodern visita guidata, la: rondleiding volontariato, il: vrijwilligerswerk Unità 4 – Mi sento bene Libro dello studente acidi della frutta, gli: fruitzuren acqua salata, l’: zout water alcuni: enkele alghe, le (sg. l’alga): algen alimentazione sana, l’: gezonde voeding allungate (inf. allungare): strekken jullie alto: lang alzate (inf. alzare): strekken jullie, heffen jullie op anziano, l’: oude ascensore, l’ (m.): lift aspettative, le (sg. l’aspettativa): verwachtingen aspetto, l’: het uiterlijk aspirina, l’: aspirine atteggiamento, l’: houding attraverso (avv.): door middel aumentare: verhogen, vergroten Azienda Sanitaria Locale, l’ (f.): lokale gezondheidzorg basso: klein bocca, la: mond braccia, le (sg. il braccio): armen braccio, il: arm buon divertimento: veel plezier camminare: lopen capace: kundig capelli, i (sg. il capello): haren capelli chiari, i: licht haar capelli corti, i: kort haar capelli lunghi, i: lang haar capelli scuri, i: donker haar casi di emergenza: noodgevallen cellule morte, le: dode cellen centri estetici, i: schoonheidssalon chili, i (sg. il chilo): kilo’s chirurgo estetico, il: cosmetisch chirurg chirurgo plastico, il: plastisch chirurg ciliegie, le (sg. la ciliegia): kersen circolazione, la: circulatie circostanze, le (sg. la circostanza): situaties cittadino, il: burger collina, la: heuvel collo, il: nek completamente (avv.): volledig compresse, le (sg. la compressa): tabletten/pillen conoscenze, le (sg. la conoscenza): kennis consigli, i (sg. il consiglio): adviezen contribuire: bijdragen contro le rughe: tegen de rimpels corpo umano, il: menselijk lichaam corrispondenti (sg. corrispondente): overeenkomstige, bijbehorende costruite (inf. costruire): maken jullie costruzione, la: constructie Edizioni Edilingua 9 dall’altra parte: van de andere kant decimo: tiende dedicare: besteden, wijden dentista, il/la: tandarts desinenze, le (sg. la desinenza): uitgangen di torno: van iemand afkomen dito, il: vinger dizionario, il: woordenboek dodicesimo: twaalfde dolori, i (sg. il dolore): pijnen doposole: after sun dormire: slapen dove Le fa male?: waar heeft u pijn? è rappresentato (inf. rappresentare): is afgebeeld eccezioni, le (sg. l’eccezione): uitzonderingen efficaci (sg. efficace): effectieve elementi marini, gli: elementen uit de zee eliminare: elimineren esercizio, l’ (pl. gli esercizi): oefening esperto: gespecialiseerde essere a dieta: op dieet zijn estetista, l’: schoonheidsspecialist fanghi, i: modder, slib far accettare il proprio corpo: het eigen lichaam leren accepteren fare i massaggi: masseren farmacia, la: apotheek febbre, la: koorts fiducia in se stessi, la: zelfvertrouwen foglio, il: vel papier forme plurali particolari, le: bijzondere meervoudsvormen frequentano (inf. frequentare): bezoeken regelmatig funzione, la: werking Gallerie dell’Accademia, le: Galerij van de Academie gamba, la: been gambe, le (sg. la gamba): benen giardino, il: tuin ginocchio, il (pl. i ginocchi / le ginocchia): knie giorni festivi, i: feestdagen Arrivederci! 2 Woordenlijst giovane, il: jong gocce, le (sg. la goccia): druppels gradi, i (sg. il grado): graden granuli omeopatici, i: homeopathische poeders/ korrels grasso: dik Guardia Medica, la: huisartsenpost guidare: besturen, rijden immersioni, le (sg. l’immersione): onderdompelingen impegni, gli (sg. l’impegno): verplichtingen imperativo: gebiedende wijs imperativo irregolare, l’: onregelmatige gebiedendewijs imperativo negativo, l’: ontkennende gebiedendewijs in avanti: naar voren in fatto di salute: betreffende de gezondheid in piedi: voeten incollatela (inf. incollare): plakken jullie het informarsi: zich laten informeren iniezioni, le (sg. l’iniezione): injecties interventi di chirurgia plastica, gli: plastisch chirurgische ingrepen irreali (sg. irreale): onwerkelijke istruzioni, le (sg. l’istruzione): instructies Leonardo: Leonard lettino, il: bedje liberarlo (inf. liberare): het ontdoen van liscia (m. liscio): glad lontano (avv.): ver luminosa (m. luminoso): stralende magro: dun mal d’orecchi, il: oorpijn mal di denti, il: kiespijn mal di gola, il: keelpijn mal di pancia, il: buikpijn mal di schiena, il: rugpijn mal di testa, il: hoofdpijn mancanti (sg. mancante): missende mantenermi in forma (inf. mantenersi): mijzelf fit houden maschera viso, la: gezichtsmasker medico, il: huisarts, dokter medico di famiglia, il: huisarts meditazione, la: meditatie mela, la: appel messaggi anticellulite, i (sg. il massaggio anticellulite): anti cellulitis massage migliorare: verbeteren monete, le (sg. la moneta): munten morbida (m. morbido): zacht muscoli, i (sg. il muscolo): spieren naso, il: neus nono: negende novanta: negentig numeri ordinali, i: rangtelwoorden nuove professioni, le: nieuwe beroepen occhi azzurri, gli: blauwe ogen occhi marroni, gli: bruine ogen occhio, l’ (pl. gli occhi): oog offerti (sg. offerto): aangeboden ombrello, l’: paraplu orecchio, l’ (pl. le orecchie): oor ormai (avv.): inmiddels, nu ospedale, l’ (m.): ziekenhuis ottavo: achtste ovvero: of wel pancia, la: buik papà, il: pa, vader parti del corpo, le: lichaamsdelen particolare: bijzonder patente, la: rijbewijs pazienti, i/le (sg. il/la paziente): patienten pelle, la: huid percorso, il: traject, parcours permettono (inf. permettere; p.p. permesso): staan toe personalizzata (m. personalizzato): gepersonaliseerde petto, il: borst piede, il: voet piegare: buigen piegate (inf. piegare): gebogen potere: kunnen, mogen Edizioni Edilingua 10 prenotare: boeken, reserveren primo: eerste problemi fisici, i: fysieke problemen professioni, le (sg. la professione): beroepen Pronto Soccorso, il: EHBO, eerste hulp proporzioni, le (sg. la proporzione): proporties proposti (sg. proposto): voorgestelde provare: proberen punta dei piedi, la: tenen purificare: zuiveren quarantaseiesimo: zesenveertigste quarto: vierde qui (avv.): hier quinto: vijfde raffreddore, il: verkoudheid raggruppate (inf. raggruppare): verzamelen jullie realtà, la: werkelijkheid reparto, il: afdeling reti di parole, le: rasters van woorden, net ridere (p.p. riso): lachen riformulate (inf. riformulare): herformuleren jullie rilassarsi: zich ontspannen ringiovanire: verjongen ripetete (inf. ripetere): herhalen jullie ritornare: terugkeren rughe, le (sg. la ruga): rimpels salire: opgaan salute, la: gezondheid sana (m. sano): gezond sapere: weten scegliere (p.p. scelto): kiezen schiena, la: rug sciroppo, lo: siroop, hoestdrankje scottatura, la: brandwond, verbranding, zonnebrand secondo: tweede seguire: volgen seno, il: borst sentirsi bene: zich goed voelen sesto: zesde settimo: zevende si rivolgono (inf. rivolgersi; p.p. rivolto): zich wenden tot simpatico: sympathiek Arrivederci! 2 Woordenlijst sintomi, i (sg. il sintomo): symptomen soggiorni benessere, i (sg. il soggiorno benessere): kuur vakantie sostantivi, i (sg. il sostantivo): zelfstandige naamwoorden sostanze, le (sg. la sostanza): substanties spalla, la: schouder spirito, lo: geest spiritoso: geestige staccare: loslaten, loskoppelen stressata (m. stressato): gestresste, gespannen studio, lo: bestudering talassoterapia, la: thalassotherapie tè, il: thee terme, le: kuuroort terzo: derde tesa (m. teso): gespannen testa, la: hoofd tocca a voi (inf. toccare): zijn jullie aan de beurt toccate (inf. toccare): raken jullie aan toglie (inf. togliere; p.p. tolto): houdt weg tonificare: versterken tosse, la: hoest tranquilla (m. tranquillo): rustig trattamenti, i (sg. il trattamento): behandelingen trattamenti estetici, i (sg. il trattamento estetico): schoonheidsbehandelingen trentatreesimo: drieëndertigste trucco permanente, il: permanente make-up uguali (sg. uguale): gelijk una mela al giorno toglie il medico di torno: één appel per dag houdt de dokter weg undicesimo: elfde unite (inf. unire): verbinden jullie Uomo vitruviano, l’: man van Vitruvius valutare: beoordelen vento, il: wind verso: richting, naar vibrante: trillend, vibrerend bed visitano (inf. visitare): bezoeken viso, il: gezicht vitalità, la: vitaliteit vitamine, le (sg. la vitamina): vitamines volte, le (sg. la volta): soms Quaderno degli esercizi abbandonare: verlaten Arabia Saudita, l’: SaudieArabie Argentina, l’: Argentinië attento: oplettend, voorzichtig Australia, l’: Australië, Brasile, il: Brazilië Canada, il: Canada chirurgia plastica, la: plastische chirurgie Cina, la: China circolare: rondrijden Colombia, la: Colombia Corea del Sud, la: Zuid-Korea crema doposole, la: aftersun distratto: afgeleid disturbi, i (sg. il disturbo): aandoeningen divieti, i (sg. il divieto): verboden fanghi, i (sg. il fango): modder, slib Francia, la: Frankrijk fungo, il: paddestoel, schimmel Germania, la: Duitsland Giappone, il: Japan granuli, i (sg. il granulo): korrels Grecia, la: Griekenland India, l’: India interventi, gli (sg. l’intervento): interventies Italia, l’: Italië Messico, il: Mexico mi fai male: je doet mij pijn Olanda, l’ (f.): Nederland omeopatico: homeopathische patatine fritte, le (sg. la patatina fritta): frietjes pianoforte, il: piano Portogallo, il: Portugal raccogliere (p.p. raccolto): plukken regista, il/la: regisseur Regno Unito, il: Verenigd Koningkrijk Edizioni Edilingua 11 rifiuti, i (sg. il rifiuto): afval riparare: repareren riposo, il: rust Russia, la: Rusland scottatura, la: zonnebrand sorpresa, la: verassing Spagna, la: Spanje stagista, lo/la: stagiere suonare: spelen tacco, il: hak, hiel Taiwan: Taiwan tapparsi: de oren dichtstoppen Thailandia, la: Thailand turarsi: dichtknijpen Turchia, la: Turkije uova sode, le (sg. l’uovo sodo): gekookt ei Venezuela, il: Venezuela Facciamo il punto? 1 arrivo, l’: finish attività, l’ (f.): activiteit borsa, la: tas, zak caselle, le (sg. la casella): vakje chiavi, le (sg. la chiave): sleutels cintura nera di karate: zwarte band in karate comodo: gemakkelijk dado, il: dobbelsteen dentro (avv.): binnen in espressione estranea, l’: uitdrukkig die er niet bij hoort fermata dell’autobus, la: bushalte Festa del Lavoro, la: dag van de arbeid fortunatamente (avv.): gelukkig giocatore, il: speler giusto ordine, il: juiste volgorde gustare: genieten van ha indovinato (inf. indovinare): heeft geraden indicata (m. indicato): aangegeven leggera (m. leggero): lichte (van gewicht) mi sono girata (inf. girarsi): ik draaide me om pace, la: rust, vrede pedine, le (sg. la pedina): pionnen Arrivederci! 2 Woordenlijst per primo: als eerste portafoglio, il: portefeuille posto, il: plaats profumo, il: parfum proverbio, il: spreekwoord raggiunge (inf. raggiungere; p.p. raggiunto): bereikt riparare: herstellen, repareren ripassiamo (inf. ripassare): we herhalen rumore, il: geluid sicuro: zekere simile: soortgelijk soluzione, la: oplossing stelle, le (sg. la stella): sterren tira il dado: gooi de dobbelsteen un mondo intero: een hele wereld Unità 5 – Auguri! Libro dello studente abbinate (inf. abbinare): combineren jullie accanto (avv.): naast accettare: accepteren aggettivi indefiniti, gli: onbepalende bijvoeglijke naamwoorden alcuni: enige all’aria aperta: in de open lucht allontanare: verdrijven amuleti, gli (sg. l’amuleto): amuletten anniversario di matrimonio, l’: trouwdag annunciate (inf. annunciare): kondigen jullie aan appoggiata (m. appoggiato): tegenaan staand arrivo, l’: geboorte articoli, gli (sg. l’articolo): artikelen artistico: artistiek aspetto, l’: ik wacht op assistiamo (inf. assistere; p.p. assistito): nemen we deel attraversa (inf. attraversare): steekt over Auguri!: Gefeliceteerd ! auguri, gli (sg. l’augurio): gefeliciteerd Bari: Bari battesimi, i (sg. il battesimo): dopen bel ricordo: mooie herinnering biglietti d’auguri, i (sg. il biglietto d’auguri): wenskaarten Bologna: Bologne bomboniera, la: snoepschaaltje, bonbonnière brevi (sg. breve): korte brutta (m. brutto): lelijk Buon anniversario!: Prettige verjaardag, prettig jubileum! buon anniversario: gefeliciteerd met het jubileum Buon anno!: Gelukkig Nieuwjaar! Buon compleanno!: Gefeliciteerd met de verjaardag! Buon Natale!: Prettige Kerstdagen Buona Pasqua!: Prettige Paasdagen! Calvario, il: Golgotha campagna, la: platteland campo, il: gebied, veld candeline, le (sg. la candelina): kaarsjes capacità, la: vermogen Capodanno, il: Oudejaarsavond carino: schattig, lief carne, la: vlees cartomanti, i/le (sg. il/la cartomante): kaartenleggers Catania: Catanie cena, la: diner, avondmaaltijd che bello: wat mooi chiaroveggenti, i/le (sg. il/la chiaroveggente): helderzienden chiromanti, i/le (sg. il/la chiromante): waarzeggers cliente, il/la: klanten collega, il/la (pl. i colleghi / le colleghe): collega Colomba, la: duif, paascake compleanno, il: verjaardag complemento oggetto, il: lijdend voorwerp comprensione, la: begrip Con l’augurio di...: in de hoop dat concerti, i (sg. il concerto): concerten Edizioni Edilingua 12 conferma, la: bevestiging confetti, i (sg. il confetto): bruidsuikers congratularsi con qualcuno: feliciteren met iemand Congratulazioni!: gefeliciteerd! congratulazioni, le (sg. la congratulazione): gefeliciteerd conoscenti, i (sg. il conoscente): kennissen conoscere: kennen, weten corni, i (sg. il corno): hoorns cosiddetta (m. cosiddetto): zogenaamde cravatta, la: stropdas croce, la: cruise da poco: sinds kort dépliant, il: folder desideri, i (sg. il desiderio): wensen destinatari, i (sg. il destinatario): ontvangers di nascosto: onbespied digiuna (inf. digiunare): vasten dispari: oneven dispiacere: ongenoegen, spijten divertente: gezelliger dolci regionali, i (sg. il dolce regionale): regionale zoetigheden Domenica di Pasqua, la: Paaszondag dottore, il: arts è ricoperta di: is bedekt met esclusivamente (avv.): uitsluitend esplode (inf. esplodere; p.p. esploso): barst uit eventi, gli (sg. l’evento): gebeurtenissen Evviva gli sposi!: Lang leve het bruidspaar! fare gli auguri: feliciteren, toewensen fare le corna: even afkloppen, gebaar maken met wijsvinger en pink Felicitazioni vivissime!: Hartelijk gefeliciteerd! Ferragosto, il: Hemelvaaart ferri di cavallo, i (sg. il ferro di cavallo): hoefijzers Festa del Lavoro, la: dag van de Arbeid Arrivederci! 2 Woordenlijst feste, le (sg. la festa): feesten, partijen festeggiamenti, i (sg. il festeggiamento): feestelijkheden festeggiato: gevierd festività religiose, le: religieuze feestdagen fiere, le (sg. la fiera): beurzen figura religiosa, la: religieuze figuur finalmente (avv.): eindelijk forte: sterk funzione, la: functie futuro, il: toekomst gesti scaramantici, i: bijgelovige gebaren Gesù Cristo: Jezus Christus giallo: geel gioia pasquale, la: Paasvreugde giornale, il: krant giorno di attesa, il: wachtdag gita, la: tochtje, uitstapje, reisje, excursie glassa, la: (suiker)glazuur granelli di zucchero, i (sg. il granello di zucchero): suikerkorreltjes Grazie mille!: duizendmaal dank! gusti, i (sg. il gusto): smaken ha la forma di questo uccello: heeft de vorm van deze vogel hanno luogo: vinden plaats il più possibile: zoveel mogelijk impersonale: onpersoonlijke in comune: gemeen hebben in occasione di: ter gelegenheid van in suo onore: te zijner eer incrociare le dita: duimen indimenticabili (sg. indimenticabile): onvergetelijk intensamente (avv.): intens invariabili (sg. invariabile): onveranderlijk invitare: uitnodigen invitati (sg. invitato): gasten invito, l’: uitnodiging laurea, la: afstuderen, doctoraal diploma legame, il: band lettura, la: lezing Lunedì dell’Angelo, il: tweede Paasdag Ma non dovevate disturbarvi: maar dat hadden jullie niet hoeven doen Ma non era necessario: maar het was niet nodig maghi, i (sg. il mago): tovernaars malocchio, il: boze oog mamma mia: mijn God mandorle, le (sg. la mandorla): amandelen manifestazioni, le (sg. la manifestazione): evenementen matrimonio, il: huwelijk mica vorrai riposare: je zou toch niet willen uitrusten minaccia, la: bedreiging mito, il: mythe morte, la: dood mostra, la: toont muro, il: muur Napoli: Napels nascita, la: geboorte nascondono (inf. nascondere; p.p. nascosto): ze verstoppen natalizio: kerstnozze, le: bruiloften nulla: niets oggettino, l’: dingetje, klein object ogni: elk Oh, che gentili...: oh wat aardig opuscoli, gli (sg. l’opuscolo): brochures oroscopo, l’: horoscoop Palermo: Palermo palestra, la: sportzaal, gymzaal, sportschool Panettone, il: Panettone, kerstcake, tulband partita, la: wedstrijd Pasqua, la: Pasen Pasqua cattolica, la: Katholieke Pasen Pasquetta, la: tweede Paasdag peccato, il: jammer pensieri, i (sg. il pensiero): gedachten pericolo, il: gevaar plurale, il: meervoud poi (avv.): vervolgens, daarna popolari (sg. popolare): populaire Edizioni Edilingua 13 popolo, il: volk, mensen porta male: breng ongeluk portafoglio, il: portefeuille portafortuna, il: mascottes, talisman possibilmente (avv.): mogelijkerwijs, wellicht precedono (inf. precedere): gaan vooraf primavera, la: voorjaar principali (sg. principale): belangrijkste processioni, le (sg. la processione): processies programmi televisivi, i: televisieprogramma’s pronome relativo, il: betrekkelijk voornaamwoord pronomi indefiniti, i: onbepaalde voornaamwoorden purtroppo (avv.): helaas qualche: sommige quando cadono le feste: wanneer vallen de feestdagen Quaresima, la: Vastentijd quasi (avv.): bijna questioni, le (sg. la questione): kwesties, zaken quotidianità, la: alledaags rappresentano (inf. rappresentare): zij beelden uit reagiscono (inf. reagire): reageren realizzare: vervullen reazioni, le (sg. la reazione): reacties regalare: schenken, kado geven regalo, il: cadeau, gift religione, la: religie Resurrezione di Cristo, la: Wederopstanding van Christus ricominciare: opnieuw beginnnen ricorrenze, le (sg. la ricorrenza): feestelijkheden rifiutare: weigeren rifiutate (inf. rifiutare): weigeren jullie riguardano (inf. riguardare): die betrekken hebben op ringraziate (inf. ringraziare): bedanken jullie riquadro, il: vak ritardo, il: vertraging Arrivederci! 2 Woordenlijst riviste, le (sg. la rivista): tijdschriften romanzo, il: roman Sabato Santo, il: Stille Zaterdag, paaszaterdag sacchettino, il: zakje San Gennaro: Sint Gennaro San Nicola: Sinterklaas San Petronio: Sint Petronium Sant’Agata: Sint Agatha Sant’Ambrogio: Sint Ambrogium Santa Rosalia: Sint Rosalie santi protettori, i (sg. il santo protettore): beschermheilige, santo patrono, il: patroonheilige, schutspatroon scatoletta, la: doosje seguenti (sg. seguente): volgende si assiste (inf. assistere; p.p. assistito): woont men bij si celebra (inf. celebrarsi): wordt gevierd si proteggono (inf. proteggersi; p.p. protetto): beschermen zich si riferiscono (inf. riferirsi): verwijzen naar simbolo di pace, il: symbool van vrede simile: gelijk, dergelijks, zoiets soggetto, il: onderwerp sogno, il: droom solito: gebruikelijke sorpresa, la: verrassing specialmente (avv.): vooral, in het bijzonder, met name sposi, gli: echtgenoten stessa (m. stesso): zelf strada, la: staat, weg stretto rapporto, lo: nauwe band Sud, il: het Zuiden superstizione, la: bijgeloof superstiziosi, i (sg. il superstizioso): bijgelovigen tagliare: snijden Tanti auguri!: Hartelijk gefeliciteerd! tasche, le (sg. la tasca): zakken testi autentici, i (sg. il testo autentico): authentieke teksten testimonia (inf. testimoniare): getuigt toccare ferro: afkloppen toccarsi le parti intime: zich in het kruis vatten torta di compleanno, la: verjaardagstaart tradizioni, le (sg. la tradizione): tadities uguali (sg. uguale): dezelfde Ultima Cena, l’: Laatste Avondmaal uovo di cioccolata, l’ (m.): chocolade ei Venerdì Santo, il: Goede Vrijdag vera e propria: echt en waarachtig veramente (avv.): werkelijk Vi auguriamo di... (inf. augurare): wij wensen jullie Vi ringrazio... (inf. ringraziare): ik dank jullie wel Via Crucis, la: Via Crucis viaggiare: reizen voglia, la: zin, verlangen, wens Quaderno degli esercizi curiosa (m. curioso): nieuwsgierig intensa (m. intenso): intens motivo, il: reden spumante, lo: Italiaanse mousserende wijn tavolini, i (sg. il tavolino): tafeltjes Unità 6 – Cambi casa? Libro dello studente a contatto con la natura: in contact met de natuur a due passi: op loopafstand, dichtbij a memoria: uit het hoofd leren a seconda: volgens abitabile: woonkeuken abitazione, l’ (f.): woning, huis accoglie (inf. accogliere; p.p. accolto): het bevat affitto, l’: huren, in een huurhuis wonen affollato: druk agenzia immobiliare, l’: makelaarskantoor ammobiliato: gemeubileerd Edizioni Edilingua 14 anonimo: anoniem appartamenti pubblici, gli: overheidsappartementen, flatgebouwen appartamento moderno, l’: modern appartement benzina, la: benzine buona fortuna, la: veel succes caotico: chaotisch cappotto, il: overjas cartoncini, i (sg. il cartoncino): kaartjes casa di campagna, la: landhuis case popolari, le (sg. la casa popolare): gemeentewoning cemento, il: cement cerco casa: ik zoek een huis certo: zeker clima, il: klimaat Codice di Avviamento Postale, il: postcode comodità, la: gemak comune, il: gemeente con calma: rustig condominio, il: flatgebouw, gebouw in gemeenschappelijk bezit confronti (inf. confrontare): vergelijkingen conserviamo (inf. conservare): wij bewaren conviene (inf. convenire; p.p. convenuto): is niet gewenst, is niet gunstig/voordelig davvero (avv.): werkelijk decidere (p.p. deciso): beslissen decisione, la: beslissing deserto: verlaten, woestijn disegno, il: tekening, plaatje divano, il: bankstel doppi servizi, i: dubbele badkamers dubbi, i (sg. il dubbio): twijfels dubitare: twijfelen elementi, gli (sg. l’elemento): elementen enfasi, l’ (f.): nadruk fantasioso: fantasierijk favore, il: gunst geografico: geografische giustificate (inf. giustificare): motiveren jullie immigrati, gli (sg. l’immigrato): immigranten imparare: leren Arrivederci! 2 Woordenlijst imperativo, l’: gebiedende wijs in genere (avv.): in het algemeen indicazione precisa, l’: nauwkeurige richting infrastrutture, le (sg. l’infrastruttura): infrastructuur inquinamento, l’: vervuiling istruzioni, le (sg. l’istruzione): gebruiksaanwijzingen, handleidingen lavabo, il: wastafel luoghi, i (sg. il luogo): plaatsen mancanze, le (sg. la mancanza): tekortkomingen media, la: gemiddelde meraviglia, la: juweeltje metà, la: helft metri quadrati, i (sg. il metro quadrato): vierkante meters metropoli, la (pl. le metropoli): wereldstad mezzi pubblici, i (sg. il mezzo pubblico): openbaar vervoer mobili (sg. mobile): meubelen motivate (inf. motivare): motiveren jullie mutuo, il: hypotheek, lening negozi, i (sg. il negozio): winkels Nord, il: Noorden numero civico, il: huisnummer numerose (sg. numerosa; m.sg. numeroso): vele,talloze offerta, l’: aanbieding ottimi (sg. ottimo): uitstekende ovviamente (avv.): uiteraard P.S. (post scriptum): PS palazzina, la: klein gebouw, klein flatgebouw, villa palazzo, il: gebouw, familiehuis pazienza, la: geduld penna, la: pen per cultura: uit gewoonte, zijn gewend per motivi di lavoro: vanwege zijn werk periferia, la: buitenwijk, rand poco verde: weinig groen, weing natuur politico: politieke poltrone, le (sg. la poltrona): fauteuils porte blindate, le (sg. la porta blindata): gepanserde deuren portone principale, il: hoofdingang prendila al volo: grijp de kans zodra die zich voordoet, laat de kans niet aan je voorbijgaan prezzi, i (sg. il prezzo): prijzen proprietà, la: eigendom provinciale: provinciaal punto di raccolta, il: plaats van samenkomst, inzamelpunt qualità della vita, la: kwaliteit van het leven raggruppate (inf. raggrupare): hergroeperen jullie reddito basso, il: laag inkomen residenza, la: woonplaats, officiële woonplaats richiesta, la: op aanvraag riunione, la: vergadering rumoroso: lawaaierig ruoli, i (sg. il ruolo): rol rustico: oud boerenhuis, boerderijtje scambiatevi (inf. scambiarsi): wisselen jullie van scelta, la: keuze servizi pubblici, i (sg. il servizio pubblico): openbare diensten si discute (inf. discutere; p.p. discusso): men bespreekt sillaba, la: lettergreep, syllabe soprammobili, i (sg. il soprammobile): versieringen spese, le: kosten stile di vita, lo: levenstijl stressante: stressvol strutture grammaticali, le: grammaticale structuren superficie media, la: gemiddelde oppervlak svantaggi, gli (sg. lo svantaggio): nadelen tana, la: “schuilplaats”, hol tedesco: Duits televisore, il: televisie traslochiamo (inf. traslocare): wij verhuizen trasloco, il: verhuizing vantaggi, i (sg. il vantaggio): voordelen varia (inf. variare): varieert vasca, la: badkuip Edizioni Edilingua 15 vicinanze, le (sg. la vicinanza): in de nabijheid villetta con giardino, la: (vrijstaand) huis met tuin vivilo fino in fondo: leef het leven voluit Quaderno degli esercizi abbronzato: zongebruind accogliente: gezellig bilocale, il: tweekamers camino, il: schoorsteenpjip, schouw, openhaard CAP (Codice di Avviamento Postale): postcode gita, la: tochtje, uitstapje, reisje, excursie muro, il: muur, wand portale, il: internet site portone, il: voordeur, hoofdingang ragionevole: redelijk rifugiarsi: zich terugtrekken in semaforo, il: stoplicht, verkeerlicht tetto, il: dak trilocale, il: driekamers Unità 7 – Buon appetito! Libro dello studente a pezzetti: in stukjes acciughe, le (sg. l’acciuga): ansjovis affettati, gli (sg. l’affettato): in plakjes gesneden al di fuori: buiten al pomodoro: met tomaat/tomatensaus altrettanto: insgelijks antipasti, gli (sg. l’antipasto): voorgerechten antipasti misti al buffet, gli: gemengde voorgerechtenbuffet antipasto misto, l’: gemengd voorgerecht aperitivo, l’: aperitief apprezzate (sg. apprezzata; m.sg. apprezzato): stellen jullie op prijs arricchire: verrijken aspetti, gli (sg. l’aspetto): aspecten attirare l’attenzione: de aandacht trekken bar, il (pl. i bar): bar Arrivederci! 2 Woordenlijst bastare: genoeg zijn, voldoende zijn bisognare: nodig zijn, moeten bistecca ai ferri, la: gegrilde biefstuk bottiglia, la: fles bresaola, la: bresaola buon appetito: eet smakelijk burro, il: boter cameriere, il: ober camino, il: schouw, openhaard capperi, i (sg. il cappero): kappertjes carpaccio, il: carpaccio carpaccio di pesce spada, il: carpaccio van zwaardvis castello, il: kasteel cenno, il: gebaar ci metto (inf. metterci): ik heb.. nodig, ik ben zo klaar ci mettono (inf. metterci; p.p. messo): ze hebben… nodig, ze nemen… ci vogliono (inf. volerci): is nodig, is gewenst, het kost condimento, il: dressing condizionale, il: voorwaardelijke wijs considerare: in acht nemen, overwegen contribuisce (inf. contribuire): draagt bij costata di maiale alla griglia, la: gegrilde varkenskarbonades cucine regionali tipiche, le (sg. la cucina regionale tipica): typische regionale keukens cuocere (p.p. cotto): koken dappertutto (avv.): overal dieta mediterranea, la: Mediterraan dieet dolci, i (sg. il dolce): dessert, toetje dopoguerra, il: naoorlogse periode Emilia, l’: Emilia esiste (inf. esistere; p.p. esistito): bestaat estero, l’: buiteland facilmente (avv.): gemakkelijk forme di cortesia, le: beleefdheidvormen forno, il: oven friggi (inf. friggere; p.p. fritto): bak je frittura, la: het gefrituurde frutta di stagione, la: seizoensfruit funzione comunicativa, la: de communicatieve functie gnocchi, gli (sg. lo gnocco): gnocchi, knoedel (balletje gemaakt van aardappeldeeg) gnocchi burro e salvia, gli: gnocchi met boter en salie grigliata di pesce misto, la: gegrilde, gemengde vis ha cucinato (inf. cucinare): heeft gekookt identità, l’: identiteit immaginare: zich voorstellen impasto, l’: mengsel ingredienti, gli (sg. l’ingrediente): ingredienten insalata, l’: sla, salade lasagne, le: lasagna lato, il: kant Lazio, il: Latium Liguria, la: Ligurië lista della spesa, la: boodschappenlijst locale: lokale Lombardia, la: Lombardije lontano (avv.): verweg mancia, la: fooi mare, il: zee melanzane, le (sg. la melanzana): aubergines melone, il: meloen merenda, la: tussendoortje metterci (p.p. messo): duren, kosten monti, i (sg. il monte): bergen mortadella, la: mortadella, italiaanse worst mousse di peperoni, la: mousse van paprika’s non si fanno conti separati: doet men niet aan afzonderlijke rekeningen obbligatoria (m. obbligatorio): verplicht occorre: is nodig offrire (p.p. offerto): aanbieden olio, l’: olie olio extravergine d’oliva, l’: extra vierge olijfolie olive, le (sg. l’oliva): olijven orario continuato, l’: doorlopende openingstijden ordinare: bestellen Edizioni Edilingua 16 ordine cronologico, l’: chronologische volgorde orecchiette, le (sg. l’orecchietta): orecchiette (oortjes, pastagerecht) origano, l’: oregano padella, la: pan pangrattato, il: paneermeel pasta ai broccoli, la: pasta met broccoli penne al pomodoro, le: penne met tomatensaus peperonata, la: gestoofde paprika peperone, il: paprika peperoni ripieni, i: gevulde paprika’s persino (avv.): zelfs pesce, il: vis pesce spada, il: zwaardvis pesto, il: pesto piatti tipici, i (sg. il piatto tipico): een typisch streekgerecht piemontese: Piëmontees pirofila, la: vuurvaste ovenschaal polenta, la: polenta, maismeel gerecht pomodori, i (sg. il pomodoro): tomaten pomodori sbucciati, i (sg. il pomodoro sbucciato): gepelde tomaten porchetta, la: gebraden speenvarken porzioni, le (sg. la porzione): portie possibilità, la: mogelijkheid prezzemolo, il: peterselie primi piatti, i (sg. il primo piatto): eerste hoofdgerecht profiterol, il: profiterol proposta, la: voorstel prosciutto, il: ham prosciutto crudo, il: rouwe ham prosciutto e melone: ham met meloen Puglia, la: Apulië quindi (avv.): dus, dan ricetta, la: recept riscaldare: opwarmen risotto, il: risotto (rijstgerecht) Arrivederci! 2 Woordenlijst risotto ai funghi, il: risotto met paddestoelen ristorante indiano, il: Indiaas restaurant risultato, il: resultaat salame, il: salami sale, il: zout scaloppine al vino bianco, le: kalfslapje in witte wijn secondi piatti, i: tweede hoofdgerecht servire: bedienen servizio di tavola calda, il: cafetaria, warme maaltijdservice Settentrione, il: Noorden si divide il conto tra i presenti: men verdeelt de rekening onder de aanwezigen si fa alla romana: men doet het op zijn romeins siamo al completo: we zijn vol/bezet soffriggere (p.p. soffritto): bruin bakken spellare: afpellen spicchio d’aglio, lo: teentjes knoflook Sud, il: het Zuiden sufficienti (sg. sufficiente): voldoende tagliate a dadini: in blokjes gesneden tarda (m. tardo): laat teglia, la: bakvorm tenga pure il resto: houd het rest maar territorio, il: gebied tiramisù, il: tiramisù tortellini, i (sg. il tortellino): tortellini trancio di pesce spada alla griglia, il: plakje gegrilde zwaardvis tritato: gehakt ultimamente (avv.): uiteindelijk unificazione, l’ (f.): eenwording Veneto, il: Veneto verbi impersonali, i: onpersoonlijke werkwoorden verbi modali, i: hulpwerkwoorden versarti (inf. versare): jou inschenken vitello tonnato, il: dun gesneden kalfsvlees met tonijnsaus volerci: nodig zijn zone costiere, le: kustgebieden Quaderno degli esercizi acqua in bocca: het water loopt uit de mond affettati, gli (sg. l’affettato): gesneden vleeswaren andare a tutta birra: voluit gaan apparenza, l’: uiterlijk, schijn arrosto di vitello, l’: gebraden kalfvlees buco, il: gat carpaccio di zucchine, il: carpaccio van courgettes ciambelle, le (sg. la ciambella): donuts contorni, i (sg. il contorno): bijgerechten diversi gusti: verschillende smaken Frecciarossa, il: Frecciarossa (sneltrein) frittura di pesce, la: gefrituurde vis gnocchi al gorgonzola, gli: gnocchi met gorgonzolakaas gnocchi di patate agli asparagi, gli: aardappel gnocchi met asperges in quanti siete?: met hoeveel zijn jullie? incerta (m. incerto): onzeker insalata caprese, l’ (f.): caprese salade insalata di polpo e patate, l’ (f.): octopussalade met aardappelen insalata di riso, l’ (f.): rijst salade insipido: smakeloos orecchiette ai broccoli, le: orechiette met broccoli pesce spada al vino bianco, il: zwaardvis met witte wijnsaus piccante: pikant, gekruid saltimbocca alla romana, i: saltinbocca alla romana (kalfsschnitzels met salie en boter) Edizioni Edilingua 17 semifreddo al caffè, il: ijs met koffiesmaak spaghetti alle vongole, gli: spaghetti met vongole/venusschelpen spinaci al burro, gli: spinazie met boter surgelato: diepgevroren testi registrati, i (sg. il testo registrato): opgenomen teksten torta di mele, la: appeltaart tortellini in brodo, i: tortellini in boullion vocaboli, i (sg. il vocabolo): woorden Unità 8 – Ultime notizie Libro dello studente accade (inf. accadere): gebeurt accanto (avv.): naast, behalve accendere (p.p. acceso): aanzetten adattato: overgenomen van, aangepast addormentarmi: ik inslapen val affidamento, l’: vertrouwen affrontano (inf. affrontare): nemen het op tegen affrontare: de strijd aangaan alcune: enkele altare, l’ (m.): altaar alterazione, l’ (f.): veranderingen ambiente, l’ (m.): omgeving ammissione, l’ (f.): toelating anello, l’: ring ansie, le (sg. l’ansia): angsten antenna, l’: antenne antenna parabolica, l’ : schotelantenne appare (inf. apparire; p.p. apparso): lijkt appiattimento, l’: vervlakking approfondimento, l’: verdieping argomento, l’: onderwerp arrampicata, l’: beklimming articolo di giornale, l’: krantenartikel assenza, l’: afwezigheid assumono (inf. assumere; p.p. assunto): nemen aan Arrivederci! 2 Woordenlijst attuali (sg. attuale): hedendaagse, huidige auto, l’ (f.; pl. le auto): auto automobilisti, gli (sg. l’automobilista): automobilisten azzurri (sg. azzurro): Italiaanse nationale team, blauwe team banalità, la: banaliteit benedizione, la: zegening bimbo, il: kind bloccati (sg. bloccato): geblokkeerde borsa, la: beurs cacciatori, i (sg. il cacciatore): jagers cambiare: vervangen campionato, il: kampioenschap cancellazione, la: annulering caos, il: chaos capire: begrijpen cartoni animati, i (sg. il cartone animato): tekenfilms cavo, il: kabel ceniamo (inf. cenare): wij dineren centinaia, le (sg. il centinaio): honderden cerimonia di apertura, la: openingsceremonie certo: zekere chiaro: duidelijk ciclone, il: cycloon ciò: datgene, dit, dat code, le (sg. la coda): files commentare: commentaar leveren commentate (inf. commentare): leveren jullie commentaar op comodo: gemakkelijk condotta (m. condotto): gepresenteerd consolarla: haar te troosten contrario: tegendeel convento, il: klooster credono (inf. credere): geloven cronaca, la: berichtenweergeving van de dag, roddelrubriek, stadsrubriek dato non disponibile, il: niet beschikbare gegeven destinazione, la: bestemming dettagliato: gedetailleerd di fronte a: geconfronteerd met diario, il: dagboek diffusi (sg. diffuso): (hoogste) oplage distrarre (p.p. distratto): afleiden documentario, il: documentaire draghi, i (sg. il drago): draken è in ritardo: is vertraagd eccoti (avv.): hier ben je economico: economisch edicola, l’: krantenkiosk emozioni, le (sg. l’emozione): emoties eppure: en toch esercitarmi (inf. esercitarsi): mijzelf trainen esilaranti (sg. esilarante): hilarische, lachwekkende esistono (inf. esistere; p.p. esistito): er bestaan, er zijn evidente: duidelijk evocano (inf. evocare): oproepen fare ipotesi: veronderstellingen uiten fatti (sg. fatto): feiten, gebeurtenissen fattoria, la: boerderij fermi in mezzo al traffico: stilstaan te midden van het verkeer fondamentali (sg. fondamentale): fundamentele fonte, la: bron fonte d’informazione, la: bron van informatie fonti d’informazione, le: informatiebronnen funzionava (inf. funzionare): hij werkte fuori orario: buiten zendtijd gestisce (inf. gestire): beheert giornale radio, il: radio-nieuws giornali, i (sg. il giornale): kranten, dagbladen Giro d’Italia, il: Ronde van Italië governo, il: overheid, regering grotte, le (sg. la grotta): grotten guida TV, la: tv gids impazzire: gek worden Edizioni Edilingua 18 in pieno boom: in de jaren van de hoogconjunctuur in replica: in herhaling inaccessibile: onbereikbaar, ontoegankelijk, incantesimo, l’: betovering incidente, l’ (m.): ongeluk incinta: zwanger incompreso: onbegrepen, miskend incontro, l’: voetbalwedstrijd increduli (sg. incredulo): ongelovig indispensabili (sg. indispensabile): onmisbare informati (sg. informato): geïnformeerd ingresso, l’: toegang, invoer insopportabile: ondraaglijke inutile: nutteloos lavoro, il: werk lettore, il: lezer locali (sg. locale): lokale magazzini, i (sg. il magazzino): magazijnen, pakhuizen maggior parte, la: merendeel mai (avv.): nooit maledizione, la: vervloeking mancante: vermiste manipolare: manipuleren manipolazione, la: manipulatie mass media, i: massa media mezzi d’informazione, i: informatie middelen mezzi tecnologici, i: technologische middelen minuti d’attesa, i: minuten wachttijd moderno: modern modo, il: manier momentaneamente (avv.): momenteel, op het ogenblik mondiali (sg. mondiale): wereldkampioenschap navigo in Internet (inf. navigare): ik surf op Internet nazionali (sg. nazionale): nationale nei pressi: dichtbij, in de omgeving van neve, la: sneeuw non certe (sg. non certa; m.sg. non certo): onzekere Arrivederci! 2 Woordenlijst non confermata (m. non confermato): niet bevestigd, onbevestigd notizia, la: nieuws, nieuwsbericht notiziario sportivo, il: sportnieuws notizie, le (sg. la notizia): nieuwsberichten numero verde, il: groene nummer obiettivi, gli (sg. l’obiettivo): objectief, doelstellingen obiettivo: objectief omissione, l’ (f.): weglating orientati (sg. orientato): gericht paraolimpiadi, le: Paralympische Spelen passeggeri, i (sg. il passeggero): passagiers, reizegers pay-TV, la: betaal TV pensiero, il: gedachte per ore: urenlang piove (inf. piovere): het regent popolazione, la: bevolking pratico: praktisch Premier, il: Premier Presidente del Consiglio, il: Minister president presta (inf. prestare): hij leent uit prevedere (p.p. previsto): verwachten previsioni del tempo, le (sg. la previsione del tempo): weerberichten preziosi (sg. prezioso): kostbare primo piano, il: op de eerste plaats problematico: problematisch pubblica (m. pubblico): algemene pubblicità, la: reclame, advertentie punti di vista, i (sg. il punto di vista): gezichtspunten, alle kanten puntuali (sg. puntuale): punctueel qualificazioni, le (sg. la qualificazione): kwalificaties quotidiano, il: dagblad rabbia, la: boosheid, woede rappresenta (inf. rappresentare): vertegenwoordigt raramente (avv.): zelden reazione a catena, la: kettingreactie regionali (sg. regionale): regionale rete televisiva, la: tv-netwerk ricostruite (inf. ricostruire): reconstrueren jullie rilassarmi: mijzelf ontspannen rilievo, il: belangrijkheid riportare: publiceren, brengen, verslag uitbrengen, rapporteren, vermelden riposo, il: ik rust riscatto, il: losgeld ritardi, i (sg. il ritardo): vertragingen rivincita, la: revanche rivista, la: tijdschrift saltando (inf. saltare): springend satellite, il: satelliet sci nautico, lo: waterskiën scopo, lo: doel sempre (avv.): steeds, altijd servizi di informazione, i (sg. il servizio di informazione): informatiesdiensten sezioni, le (sg. la sezione): secties,onderdelen si prestano (inf. prestarsi): lenenen zich si svolge (inf. svolgersi; p.p. svolto): vindt plaats significativa (sg. significativo): belangrijkste società, la: bedrijf sospeso: onderbroken, opgeschort sostenere: ondersteunen spettacolo, lo: voorstelling, toneel, show, vermaak stanco: moe studio, lo: ik studeer sullo sfondo: tegen de achtergrond superficiale: oppervlakkig superficiali (sg. superficiale): oppervlakkig supposizioni, le (sg. la supposizione): veronderstellingen Edizioni Edilingua 19 telegiornale, il: het televisiejournaal telegiornali, i (sg. il telegiornale): tv-nieuws, de journalen televideo, il: teletekst televisiva (m. televisivo): televisietemi, i (sg. il tema): thema’s tempo libero, il: vrije tijd Tg, il: het journaal, het nieuws titolo, il: kop tralascia (inf. tralasciare): weerhoudt tuttavia: echter TV digitale, la: digitale TV unica (m. unico): enige utilizzati (sg. utilizzato): gebruikt valevole: een wedstrijd die telt voor de Champions League Valle d’Aosta, la: Val d’Aoste varietà, il: revue, cabaret veline, le (sg. la velina): televisie showgirls veloce: snel vendetta, la: wraak via (avv.): door vicenda, la: gebeurtenis, voorval, verhaal videogiornale, il: televisiejournaal vini pregiati, i (sg. il vino pregiato): heerlijke wijnen voglia, la: zin, zin hebben voli in partenza, i (sg. il volo in partenza): vertrekkende vluchten Quaderno degli esercizi aggiornare: bijwerken, updaten antivirus, l’ (m.): antivirus convoca (inf. convocare): roept bijeen disinforma (inf. disinformare): informeert verkeerd federalismo, il: federalisme impegnativa (m. impegnativo): vermoeiende indagine, l’ (f.): onderzoek inoltrare: indienen, ter hand stellen mutui, i (sg. il mutuo): hypotheek Arrivederci! 2 Woordenlijst noleggiare una macchina: een auto huren rapinatore, il: overvaller, dief scaricare: downloaden schermo, lo: scherm stampante, la: printer tappetino, il: mat tastiera, la: toestenbord Facciamo il punto? 2 al ragù: met tomaten-vleessaus avanti (avv.): naar voren, vooruit barista, il: barman biscotti savoiardi, i (sg. il biscotto savoiardo): lange vingers bisogno, il: noodzaak cacao in polvere, il: cacaopoeder cassiera, la: kassier chiacchiere, le (sg. la chiacchiera): praatje ci vuole (inf. volerci): is er nodig comparativo: vergelijkende trap complimento, il: compliment conoscere: kennen contatto, il: contact cristiano: mens, persoon desiderio, il: behoefte,verlangen entrare: komen estranea (m. estraneo): afwijkende, niet behorende evviva: hoera fermate (inf. fermare): stoppen jullie, houden jullie aan fulmine, il: bliksem gusto, il: smaak incontrate (inf. incontrare): jullie tegenkomen indietro (avv.): terug, achteruit ingrediente, l’ (m.): ingredient interrompere (p.p. interrotto): onderbreken istruzione, l’ (f.): instructie lancia il dado: gooit de dobbelsteen mascarpone, il: mascarpone occasione, l’ (f.): gelegenheid panetteria, la: bakkerij passante, il: voorbijganger passi, i (sg. il passo): stappen pizzetta, la: kleine pizza pure (avv.): maar rito, il: ritueel scaloppine, le (sg. la scaloppina): kalfslapjes scorso: afgelopen, laatste sente (inf. sentire): voelt servire: opdienen sole, il: zon spumante, lo: Italiaanse mousserende wijn svolge (inf. svolgere; p.p. svolto): voert uit telefonata, la: telefoontje tortellini, i (sg. il tortellino): gevulde pasta umanità, l’ (f.): mensheid uova, le (sg. l’uovo): ei zucchero, lo: suiker Unità 9 – Cosa fai nella vita Libro dello studente a breve: op korrte termijn a contatto con la gente: in contact met mensen a stare peggio: slechter a tempo pieno: full-time acquisizione, l’ (f.): acquisitie agenzie per il lavoro, le (sg. l’agenzia per il lavoro): uitzendbureau agricoltura, l’: landbouw al chiuso: binnen all’aperto: buiten allestimento fiere, l’ (m.): beursvoorbereiding ambosessi: beide geslachten assumere (p.p. assunto): in dienst nemen automunito: in bezit van auto autonomo: zelfstandig, autonoom, onafhankelijk azienda, l’: bedrijf, onderneming bella presenza, la: representatief buono stipendio: goed salaris candidati, i (sg. il candidato): kandidaten capo, il: chef, baas Edizioni Edilingua 20 centro per l’impiego, il: arbeidsbureau cerco lavoro: ik zoek werk/een baan chiedere conferma: een bevestiging vragen colleghi, i (sg. il collega): collega’s colloquio di lavoro, il: sollicitatiegesprek commissioni, le (sg. la commissione): op oproep basis componente, la: bestanddeel comunicare qualcosa: iets meedelen condizioni di lavoro, le: arbeidsvoorwaarden conoscenze richieste, le: verlangde kennis contattare: contact opnemen met contatti, i (sg. il contatto): contacten contratto, il: contract crescono (inf. crescere): groeien curriculum, il: curriculum dai: kom op! dati, i (sg. il dato): gegevens disoccupati, i (sg. il disoccupato): werklozen disponibili (sg. disponibile): beschikbare ditta, la: firma, bedrijf domanda, la: vraag duro: moeilijk, hard è tutt’altro che: het is allesbehalve eccetera (avv.): enzovoort emergenza, l’: noodgeval espressione orale, l’ (f.): uitdrukkingsvaardigheid esprimere intenzioni: bedoelingen uiten faccia pure (inf. fare): doe maar facile: makkelijk fare i turni: ploegendienst fascia d’età, la: leeftijdscategorieën faticoso: vermoeiend, zwaar fisso: vast flessibili (sg. flessibile): flexibele flessibilità, la: flexibiliteit Arrivederci! 2 Woordenlijst forniscono (inf. fornire): ze leveren fortunato: gelukkig, geluk hebben frase principale, la: hoofdzin frase secondaria, la: bijzin gentile: aardige giovanile: jeugdguadagnare: verdienen hostess, la: gastvrouw ideale: ideale immediato: onmiddellijk immobili, gli (sg. l’immobile): onroerend goed impiegato, l’: werknemer, ambtenaar imprese, le (sg. l’impresa): bedrijven imprese private, le: prive ondernemeingen in modo affermativo: op een bevestigende manier in modo gentile: op een aardige en beleefde manier incarichi, gli (sg. l’incarico): opdrachten, taken indicazione temporale, l’ (f.): tijdelijke aanwijzing indipendente: onafhankelijk industria, l’: industrie intensivi (sg. intensivo): intensieve intenzioni, le (sg. l’intenzione): bedoelingen inviare: sturen, zenden laurea in informatica, la: doctoraal diploma in informatica, lavoratori, i (sg. il lavoratore): werknemers libero professionista, il: freelancer, ZZP- er mansioni, le (sg. la mansione): taken mettono in contatto: brengen in contact migliorate (inf. migliorare): verbeterde minimo: minimum occupati (sg. occupato): werknemers occupazione, l’ (f.): werkgelegenheid offerta, l’: aanbod offerte di lavoro, le (sg. l’offerta di lavoro): vacatures orari flessibili, gli (sg. l’orario flessibile): flexibele werktijden paio, il (pl. le paia): paar personale, il: personeel piacere: plezier, leuk posto, il: functie programmatore, il: programmeur promoter, il: promotor proprio: eigen qualifiche, le (sg. la qualifica): kwalificaties, kennis rappresenta (inf. rappresentare): betekent requisiti, i (sg. il requisito): vereisten responsabilità, la: verantwoordelijkheid riguarda (inf. riguardare): betreft rimettere (p.p. rimesso): opnieuw zetten risposta definitiva, la: definitief antwoord rivolgersi (p.p. rivolto): zich wenden tot sede, la: zetel selezionano (inf. selezionare): ze selecteren serali (sg. serale): in de avond, (avondcursussen) servizi, i (sg. il servizio): dienstensector settore, il: sector si richiede (inf. richiedere; p.p. richiesto): men verlangt, het wordt gevraagd spedire: verzenden, versturen squadra, la: team stage, lo: stage stipendio, lo: salaris straordinari, gli: buitengewoon studi, gli (sg. lo studio): studies studio legale, lo: advocatenkantoor successione temporale, la: chronologische volgorde Sud, il: het Zuiden svolgere (p.p. svolto): uitvoeren tasso di disoccupazione, il: werkloosheidspercentage tecnica, la: techniek Edizioni Edilingua 21 tedeschi, i (sg. il tedesco): Duits telefonista, il/la: telefoniste tipo di stipendio, il: soort salaris tornano (inf. tornare): stijgen uit, teruggaan turni di notte, i (sg. il turno di notte): nachtdiensten vita scolastica, la: het schoolleven Quaderno degli esercizi ambosessi: beide geslachten cuoco, il: kok formazione, la: opleiding fruttivendolo, il: groenteboer insolite (sg. insolita; m.sg. insolito): ongebruikelijke istruzione, l’ (f.): onderwijs mestieri, i (sg. il mestiere): ambachten pulitore di monete, il: muntreiniger scacciatore di piccioni, lo: duivenjager scaldaletto umano, lo: menselijke bedverwarmer sveglia, la: wekker vigile, il: politieagent Unità 10 – L’amore è ... Libro dello studente abbronzati (sg. abbronzato): zongebruinde accettano (inf. accettare): aanvaarden accorgersi (p.p. accorto): bemerken, opmerken Acquario, l’: waterman adulto, l’: volwassen affetto, l’: affectie, gevoel agente segreto, l’: geheim agent agire per primi: reageert als eerste aiutarsi: elkaar helpen alta (m. alto): groot, hoog amare qualcuno: van iemand houden annunci, gli (sg. l’annuncio): advertenties ansia, l’: angst argomento, l’: these Ariete, l’ (m.): ram Arrivederci! 2 Woordenlijst associazione sportiva, l’: sportvereninging attrazione fisica, l’: fysieke aantrekkingskracht aumento, l’: verhoging, salarisverhoging avventuriero, l’: avonturier, gelukzoeker bell’aspetto: goed uitziend bella corsa: een flinke eind hardlopen benessere, il: welzijn, goed voelen Bilancia, la: wegschaal bionda (m. biondo): blonde brevemente (avv.): kort Cancro, il: kreeft cantano (inf. cantare): zingen Capricorno, il: steenbok carta vincente, la: winnende kaart, winnend lot casella postale, la: postbus cena romantica a lume di candela, la: romantisch diner bij kaarslicht cercasi anima gemella: geestverwant gezocht, de ware Jacob(a) certezza scientifica, la: wetenschappelijke zekerheid ci si registra (inf. registrarsi): schrijft men zich er in cioccolatini, i (sg. il cioccolatino): chocolaatjes coesistere (p.p. coesistito): naast elkaar bestaan come funziona: hoe werk het? come la pensano: hoe denken ze erover, wat vinden ze ervan commedia, la: komedie compagno di viaggio, il: reisgenoot conquista, la: verovering corsa, la: hardlopen corteggiatore, il: minnaar, versierder costruzione, la: constructie, zinsbouw cuore, il: hart desiderato: gewenste di lunga durata: van lange duur diplomatico: diplomaat diventare: worden divorziato: gescheiden duro lavoro, il: hard werk energia, l’: kracht, energie esperimento, l’: experiment esperti, gli (sg. l’esperto): deskundigen eventi culturali, gli (sg. l’evento culturale): culturele evenementen eventualmente (avv.): eventueel, mogelijkerwijs evitiamo (inf. evitare): wij vermijden fai da te (inf. fare): doe het zelf familiari (sg. familiare): familieleden fantasie, le (sg. la fantasia): fantasieën ferite, le (sg. la ferita): wonden fragile: kwetsbaar, breekbaar galanti (sg. galante): galante, charmante Gemelli, i: tweeling ha luogo una serata: vindt op een avond plaats impegno, l’: inspanning, moeite inaspettato: onverwachte incertezza, l’: onzekerheid incontri galanti, gli (sg. l’incontro galante): amoureuze ontmoetingen incontri veloci, gli (sg. l’incontro veloce): speed date, kortstondige ontmoeting indossano (inf. indossare): dragen insomma (avv.): kortom la fortuna ti bacerà: het geluk zal je kussen (toelachen) La locandiera: La locandiera Leone, il: leeuw liberamente (avv.): vrijuit, openhartig locali, i (sg. il locale): gelegenheden, lokalen mammone, il: moederskind(je) massimo: maximaal, hooguit materno: moederlijk maturo: rijp motto, il: devies negativo: negatief nel bene: in goede tijden nel male: in slechte tijden non iscritti (sg. non iscritto): niet ingeschreven Edizioni Edilingua 22 opposti, gli (sg. l’opposto): tegenovergestelde ottenere: krijgen, verkrijgen particolare, il: in het bijzonder passione, la: passie pesante: warm (kleding) Pesci, i: vissen pittura, la: schilderkunst poco eccitante: weinig opwindend positivo: positief prenotazione, le (sg. la prenotazione): reservering preoccupato: bezorgd proposta teatrale, la: theater aanbod propri (sg. proprio): eigen provateci (inf. provare): probeer jullie het psicologicamente (avv.): psychologisch gezien racconta nei minimi dettagli: in minime details vertellen rapporti poco frequenti: weining geslachtsgemeenschap redazione, la: redactie regalerà (inf. regalare): zal schenken regista, il/la: regisseur ricercatore, il: wetenschappelijk onderzoeker riuscire: slagen, lukken romanzo giallo, il: thriller roman romanzo rosa, il: liefde roman rubacuori: hartenbrekers Sagittario, il: boogschutter scenografia, la: decorachtergrond, scenografie Scorpione, lo: schorpioen scultura classica, la: klassieke beelhouwkunst scultura moderna, la: moderne beeldhouwkunst se scappi, ti sposo: als je wegloopt, trouw ik met je seduzione, la: verleiding segno zodiacale, il: sterrenbeeld sentimenti, i (sg. il sentimento): gevoelens sentimento d’amore, il: gevoel van liefde sentirsi: zich voelen Arrivederci! 2 Woordenlijst separata (m. separato): gescheiden serata, la: avond serenate, le (sg. la serenata): serenades serio: serieuze, betrouwbaar siedono (inf. sedere): zitten simboli, i (sg. il simbolo): symbolen sincero: oprecht single: vrijgezel so come renderti felice: ik weet hoe ik je gelukking kan maken sorriderà (inf. sorridere): zal lachen speranza, la: hoop spiagge, le (sg. la spiaggia): stranden stereotipi, gli (sg. lo stereotipo): stereotypen svegliarsi: wakker worden terra dei latin lover, la: teritorium van de Latin lover Toro, il: stier tragedia, la: tragedie uno di fronte all’altro: tegenover elkaar uomini corteggiatori, gli (sg. l’uomo corteggiatore): het hof makende mannen, versierders Venere, la: venus verbi riflessivi, i: wederkerende werkwoorden Vergine, la: maagd verso Dio: richting God vestirsi: zich kleden vignetta, la: tekening vita sessuale, la: seksleven volere bene a qualcuno: iemand graag mogen Quaderno degli esercizi anima gemella, l’: geestverwant, de ware Jacob(a) corteggiamento, il: het hof maken, verleiden Unità 11 – Vivere insieme Libro dello studente a proposito: trouwens, à propos addirittura (avv.): toe maar! wel ja! allegri (sg. allegro): vrolijk almeno (avv.): tenminste ambulanze, le (sg. l’ambulanza): ambulances, ziekenwagen avvisi, gli (sg. l’avviso): aankondingingen, waarschuwingen badante, la: verzorger, oppasser balli il samba: je danst de samba Brasile, il: Brazilië buttare: gooien cambiare argomento: van onderwerp veranderen carta d’identità, la: Id kaart, identiteitsbewijs ce l’ho (inf. avere): ik heb het Cipro: Cyprus circa: ongeveer cittadina, la (m. il cittadino): inwoonster cittadinanza, la: burgerschap colf, la: hulp (in de huishouding), de come fai a saperlo: hoe weet je dat come ti trovi in Italia: hoe bevalt het je in Italië? comune, il: gemeentehuis condomini, i (sg. il condomine): mede eigenaren in appartementen complex contengono (inf. contenere): bevatten conto in banca, il: bankrekening contratti regolari, i (sg. il contratto regolare): reguliere contracten cortile, il: binnenplaats da non credere: het is ongelooflijk dato reale, il: werkelijk gegeven, statistisch gegeven davvero (avv.): echt waar di proprietà: in eigendom diffusi (sg. diffuso): voorkomend disagio, il: onbehagen discutere (p.p. discusso): bespreken Edizioni Edilingua 23 dispiacere, il: ongenoegen, spijten divieti, i (sg. il divieto): verboden documento valido, il: geldig document è vietato (inf. vietare): het is verboden Egitto, l’: Egypte egiziano: Egyptische eh già: tja, wat wil je enorme: enorme, grote esagerazione, l’ (f.): overdrijving esprimere qualcosa in modo diverso: iets uitdrukken op een andere manier esprimere sollievo: opluchting tonen far intendere che si è capito: laten merken dat het begrepen is fazzoletto, il: zakdoek fiducia, la: vertrouwen Filippine, le: Filipijnen fogli bianchi, i (m. il foglio bianco): witte velletjes papier formulare: formuleren, uiten, indienen foto di famiglia, la: familiefoto fumetti, i (sg. il fumetto): stripverhalen giocare a pallone: voetballen giochi a calcio: voetbalwedstrijden gioia, la: vreugde grossi problemi, i (sg. il grosso problema): grote problemen i nostri vicini (sg. il nostro vicino): onze buren i tempi cambiano: tijden veranderen immondizia, l’: vuilnis in affitto: te huur in peggio: tot erger incredulità, l’ (f.): ongeloof inquilini, gli (sg. l’inquilino): huurders insicurezza, l’: onzekerheid intanto (avv.): ondertussen integrarsi: zich integreren integrazione, l’ (f.): integratie intendono (inf. intendere; p.p. inteso): zijn van plan Arrivederci! 2 Woordenlijst interpretate (inf. interpretare): interpreteren jullie interrompere qualcuno: iemand onderbreken interviste, le (sg. l’intervista): interviews Israele: Israel lamentele, le (sg. la lamentela): klachten macchina sportiva, la: sportwagen manifestano (inf. manifestare): maken ze kenbaar, uiten ze manifestare sorpresa: uiten van verrassing mantenere viva una conversazione: een gesprek aan de gang houden matita, la: potlood meno male: gelukkig maar Messico, il: Mexico meta per le vacanze, la: vakantiebestemming monete da 1 euro, le (sg. la moneta da 1 euro): 1 euro munten motorino, il: bromfiets nei confronti degli immigrati: ten opzichte van de immigranten non ci posso credere: ik kan het niet geloven operaio, l’: arbeider Paese musulmano, il: Moslimlanden Paesi Bassi, i: Nederland passaporto, il: paspoort paura, la: angst penne nere, le (sg. la penna nera): zwarte pennen permanenza, la: verblijf piacere: plezier, vermaak piano di sopra, il: bovenverdieping piramidi, le (sg. la piramide): piramides Polonia, la: Polen Portogallo, il: Portugal portone, il: voordeur, hoofdingang proibito: verboden proprietari, i (sg. il proprietario): eigenaren provare sentimenti: gevoelens hebben pulire: schoonmaken quartiere, il: wijk, buurt quinto piano, il: vijfde verdieping rapporti di vicinato, i (sg. il rapporto di vicinato): verhoudingen met de buren rapporto, il: verhouding, relatie razzisti (sg. razzista): racisten richieste, le (sg. la richiesta): verzoeken scatolone, lo: grote doos scusa se ti interrompo: excuseer dat ik je onderbreek segno di civiltà, il: teken van beschaving severamente (avv.): streng si scambiano (inf. scambiarsi): ze verwisselen socievole: sociaal, gezellig sollievo, il: opluchting Spagna, la: Spanje spazio, lo: ruimte specchio, lo: spiegel stato di famiglia, lo: uittreksel uit het bevolkingsregister met de gezinssamenstelling strani (sg. strano): vreemd, raar Sudafrica, il: Zuid-Africa Svizzera, la: Zwitserland tedesca (m. tedesco): Duits telefonino, il: mobiele telefoon traduttore giurato, il: beëdigd vertaler traduzioni autenticate, le (sg. la traduzione autenticata): beeedigde vertalingen tutto funziona perfettamente: alles werkt perfect ufficio igiene, l’ (m.): Gemeentelijke Geneeskundige Gezondheidsdienst (GG en GD) violoncello, il: cello werkster Quaderno degli esercizi avviso, l’: bericht nacchere, le (sg. la nacchera): castagnetten risciò, il: risciò sombrero, il: sombrero Edizioni Edilingua 24 struzzo, lo: struisvogel Unità 12 – Godiamoci la natura! Libro dello studente a bordo: aan boord a cavallo: te paard a piedi: lopend, te voeten a pieno contatto con la natura: in volledig contact met de natuur acquisti verdi, gli (sg. l’acquisto verde): groene inkoop agriturismo, l’: vakantie op de boerderij ambiente, l’ (m.): omgeving, klimaat, milieu ammirate (inf. ammirare): bewonderen jullie anello, l’: ring angoli di grande interesse naturalistico: gedeeltes met hele interessante natuurschoon arrivo, l’: aankomst aspetti, gli (sg. l’aspetto): aspecten attrazioni turistiche, le (sg. l’attrazione turistica): toeristische attracties aumentare: verhogen avvicinare: dichtbij komen bassa profondità, la: ondiep berretto di lana, il: wollen muts bevande, le (sg. la bevanda): dranken bidoni, i (sg. il bidone): vuilnisbakken binocolo, il: verrekijker bosco, il: bos brochure, la: brochure campi coltivati, i (sg. il campo coltivato): landbouwgronden canali interni, i (sg. il canale interno): binnenwateren capo impermeabile, il: waterdicht jack cartina, la: kaart cassonetti, i (sg. il cassonetto): afvalcontainers cavalli maremmani, i (sg. il cavallo maremmano): Maremmani paarden Arrivederci! 2 Woordenlijst cinghiali, i (sg. il cinghiale): wilde zwijnen classifica, la: classificatie comodi (sg. comodo): confortabele compostaggio, il: compostering compostaggio domestico, il: thuiscompostering comuni ricicloni, i (sg. il comune riciclone): gemeente recyclers concime, il: mest consumi, i (sg. il consumo): verbruik consumo energetico, il: energieverbruik copertina, la: omslag, kaft cullare: schommelen, wiegen dépliant, il: brochure dislivello, il: niveauverschil, hoogteverschil è gestita (inf. gestire): wordt beheerd ecologista: ecoloog efficacia, l’: effectiviteit elettrodomestico, l’: huishoudelijke apparaten ente autonomo, l’: stichting esperienza unica, l’: unieke ervaring esperti, gli (sg. l’esperto): experts, deskundigen fare domande più specifiche: specifiekere vragen stellen fascino, il: aantrekkingskracht felpa in pile, la: vliestrui fenicotteri, i (sg. il fenicottero): flamingo’s fertilizzante, il: meststof fondale, il: zeebodem fondo trasparente, il: doorzichtige bodem gabbiani, i (sg. il gabbiano): meeuwen gesti, i (sg. il gesto): gebaren ghiacciaio, il: gletsjer gita, la: reisje, tocht, uitstapje, excursie immersioni, le (sg. l’immersione): duiken impatto, l’: invloed in canoa: met de kano in carrozza: per paard en wagen, per koets iniziativa, l’: initiatief itinerari, gli (sg. l’itinerario): routes lampadine a risparmio energetico, le: spaarlampen limpidezza, la: helderheid località, la: plaats multicolori (sg. multicolore): veelkleurige nuoto, il: zwemmend oasi naturalistica, l’: een oase van natuur onde, le (sg. l’onda): golven ottimi camminatori, gli (sg. l’ottimo camminatore): uitstekende wandelaars paesaggio, il: landschap paludi, le (sg. la palude): moerassen parametri, i (sg. il parametro): parameters Parco del Delta del Po, il: Park van de Po delta Parco Nazionale, il: Nationaal Park pascoli, i (sg. il pascolo): weilanden pedule, le (sg. la pedula): klimschoenen met rubberzool percentuale, la: percentage percorso circolare, il: cirkelvormig parcours pinete, le (sg. la pineta): dennenbos pioggia, la: regen processo, il: werkwijze prodotti biologici, i (sg. il prodotto biologico): biologische producten raccolta differenziata, la: gescheiden inzameling realizzata (m. realizzato): uitgevoerd ricicla (inf. riciclare): recycleert riciclaggio dei rifiuti, il: afval recycling riduzione, la: reductie rifiuti, i (sg. il rifiuto): afval rifiuti organici, i (sg. il rifiuto organico): organisch afval rifugio, il: berghut rinuncia, la: doet afstand rubinetto dell’acqua, il: waterkraan sabbiose (sg. sabbiosa; m. sabbioso): zandachtig Edizioni Edilingua 25 salvaguardia dell’ambiente, la: milieubehoud scarponi da trekking, gli (sg. lo scarpone da trekking): wandelschoenen selvaggi (sg. selvaggio): wilde sito naturalistico, il: natuurlijke omgeving smaltimento, lo: verwerking sosta, la: pauze, tussenstop straordinario: buitengewoon stupendi (sg. stupendo): prachtige subacqueo: onder water superare: overtreffen tempo di percorrenza, il: reistijd uscita notturna, l’: nachtelijke excursie vacche, le (sg. la vacca): koeien vestiti pesanti, i (sg. il vestito pesante): warme kleding visitabili (sg. visitabile): te bezichtigen viveri, i: proviand, levensmiddelen zaino, lo: rugzak zone umide, le (sg. la zona umida): vochtige gebieden zoo, lo: dierentuin Quaderno degli esercizi curricula, i (sg. il curriculum): curriculum vitae Facciamo il punto? 3 cappotto, il: mantel, winterjas, jas destino, il: lot grilli, i (sg. il grillo): krekels inquietudine, l’ (f.): rusteloosheid intonazione, l’ (f.): intonatie lago, il: meer melodia, la: melodie risposta errata, la: fout antwoord ritmo, il: ritme sogno proibito, il: verboden droom tormento, il: kwelling, marteling, plaag Arrivederci! 2 Woordenlijst Test finale aree faunistiche, le (sg. l’area faunistica): gebieden met fauna avvistare: in zicht krijgen borraccia, la: veldfles competenza linguistica, la: taalvaardigheid credibilità, la: geloofwaardigheid subacquee (sg. subacqua; m.sg. subacquo): onderwater torcia, la: zaklamp Grammatica aggettivi dimostrativi, gli: bijvoeglijk gebruikt aanwijzend voornaamwoord aggettivi indefiniti, gli: bijvoeglijk gebruikt onbepaald voornaamwoord approfittare: profiteren assimilarsi: zich eigen maken, opnemen assistere (p.p. assistito): bijwonen avverbio, l’: bijwoord complemento di termine, il: meewerkend voorwerp coniugazione, la: vervoeging convenire (p.p. convenuto): overeenkomen costruzioni particolari, le (sg. la costruzione particolare): bijzondere constructies esagerare: overdrijven forma di cortesia, la: beleefdheidsvorm forma tonica, la: beklemtoonde vorm frase affermativa, la: bevestigende zin frase interrogativa, la: vraagzin frase negativa, la: ontkennende zin frase secondaria, la: bijzin intenzione, l’ (f.): bedoeling, plan luogo di origine, il: plaats van herkomst metterci (p.p. messo): nodig hebben numeri cardinali, i: hoofdtelwoorden Edizioni Edilingua 26 numeri ordinali, i: rangtelwoorden obiettivo, l’: doel particolarità, la: bijzonderheid pescheria, la: viswinkel possesso, il: bezit procurare: aanschaffen pronomi dimostrativi, i: aanwijzende voornaamwoorden pronomi diretti, i: directe voornaamwoorden pronomi indefiniti, i: onbepaalde voornaamwoorden pronomi indiretti, i: indirecte voornaamwoorden pronomi relativi, i: betrekkelijke voornaamwoorden provenienza, la: herkomst schiuma, la: schuim verbi impersonali, i: onpersoonlijke werkwoorden verbi irregolari, i: onregelmatige werkwoorden verbi modali, i: hulpwerkwoorden verbi riflessivi, i: wederkerende werkwoorden