Arrivederci! 2
Woordenlijst
De woorden, verdeeld in hoofdstukken en secties (Libro dello studente, Quaderno degli esercizi, eindtest en
Grammatica), zijn weergegeven in alfabetische volgorde.
Wanneer het accent niet op de een na laatste lettergreep valt, of in geval van twijfel, wordt het accent
aangegeven met een streepje onder de lettergreep (bijvoorbeeld: dialogo, farmacia).
avv.
f.
m.
sg.
pl.
inf.
p.p.
Abbreviazioni
avverbio
femminile
maschile
singolare
plurale
infinito
participio passato
Unità 1 – Hai voglia di
uscire?
Libro dello studente
a coppie: in tweetallen,
paarsgewijs
accade adesso (inf. accadere):
gebeurt nu
accade di solito (inf.
accadere): gebeurt meestal
accompagna (inf.
accompagnare): begeleidt
accordo, l’: akkoord,
overeenkomst
affermazioni, le (sg.
l’affermazione): beweringen
alcuni: enkele, sommigen, een
paar
alla scoperta: op ontdekking
uitgaan
allora (avv.): dus
anche a me: ook voor mij
andare in bicicletta: gaan
fietsen
appuntamenti, gli (sg.
l’appuntamento): afspraken
arte contemporanea, l’:
hedendaagse kunst
arte metafisica, l’:
metafysische kunst
assolutamente no (avv.): echt
niet, absoluut niet
attività fisica, l’: lichamelijke
activiteit
automobilismo, l’: autosport,
automobilisme, Grand Prix
avverbi di quantità, gli:
bijwoorden van kwantiteit
Afkortingen
bijwoord
vrouwelijk
mannelijk
enkelvoud
meervoud
onbepaalde wijs, infinitief
voltooid deelwoord
avviene nel futuro (inf.
avvenire): vindt plaats in de
toekomst
ballare: dansen
balletto, il: ballet
batte (inf. battere): verslaat
calcio, il: voetbal
campionati, i (sg. il
campionato):
kampioenschappen
candidati, i (sg. il candidato):
kandidaten
cartolina, la: aansichtkaart
casa nostra, la: thuisspelers
che sport praticate (inf.
praticare): wat voor sport
beoefenen jullie
comodamente (avv.):
gemakkelijk
compagno di classe, il:
klasgenoot
complemento indiretto, il:
meewerkend voorwerp
completi (sg. completo):
volledige, compleet
concerto, il: concert
coniugare: vervoegen
correre (p.p. corso): rennen,
hardlopen
corrispondenti (sg.
corrispondente):
overeenkomstige, bijbehorende
corso di nuoto, il: zwemles
d’accordo: mee eens
dialogo, il: dialoog
dimagrire: afvallen, afslanken
dipende (inf. dipendere; p.p.
dipeso): hangt af van
Edizioni Edilingua
1
disaccordo, il:
meningsverschil, onenigheid
discipline sportive, le (sg. la
disciplina sportiva): tak van
sport
distribuitene uno a testa:
delen jullie één per persoon uit
divano, il: op de bank
divertirsi: zich amuseren, zich
vermaken
e così via: enzovoort
è già accaduto (inf. accadere):
het is al gebeurd
è introdotto da (inf.
introdurre): wordt
voorafgegaan door
è proprio così: het is echt zo
ecco (avv.): hier
elenco, l’: lijst
esempio, l’: voorbeeld
espressioni di tempo, le (sg.
l’espressione): uitdrukkingen
van tijd
esprimere (p.p. espresso):
uiten, uitdrukken
esprimere accordo:
overeenstemming uiten
esprimere disaccordo:
meningsverschil uiten
esprimere indecisione:
besluiteloosheid uiten
essere pienamente d’accordo:
volkomen mee eens zijn
eventi sportivi, gli (sg.
l’evento sportivo):
sportevenementen
fa bene alla salute: is goed
voor de gezondheid
Arrivederci! 2
Woordenlijst
famose piazze, le (sg. la
famosa piazza): beroemdste
pleinen
famosi (sg. famoso): beroemde
fare aerobica: aerobics
fare atletica: atletiek
fare ginnastica: gymnastiek
doen
fare un giro in bici: een eindje
gaan fietsen
finali di ciclismo su pistavelodromo, le: finale van
wielrennen op de baan
fissare un appuntamento: een
afspraak maken
fissate un appuntamento:
maken jullie een afpraak
foglietto, il: papiertje, blaadje
forme verbali, le (sg. la forma
verbale): werkwoordsvormen
forse (avv.): misschien
gerundio: gerundium
giocare a carte: kaarten
giocare a scacchi: schaken
giocatori, i (sg. il giocatore):
spelers
giornale, il: dagblad, krant
giudicano (inf. giudicare):
beoordelen, inschatten, vinden
giusto: correct, goed, juist
ha portato (inf. portare):
heeft gebracht, heeft geleid
hai ragione: je hebt gelijk
hai voglia di...: heb je zin
in....
Il lago dei cigni: Het
Zwanenmeer
il tempo si è fermato: de tijd
is stil blijven staan
immobile: onbeweeglijk
impegno, l’: afspraak,
verplichting
in alto a destra: rechtsboven
in basso: beneden, onder
in coppia: in tweetallen,
paarsgewijs
in fondo: eigenlijk, in wezen
in mano: in de hand
incontrare: ontmoeten
indecisione, l’ (f.):
besluiteloosheid,aarzeling
indeciso: besluiteloos
indicate (inf. indicare): geven
jullie aan
indovina (inf. indovinare):
raad maar
infatti: inderdaad, dan ook,
namelijk
infinito, l’: onbepaalde wijs
insieme (avv.): samen
interessi, gli (sg. l’interesse):
belangstellingen, interesses,
belangen
invece (avv.): daarentegen
inverno, l’: winter
La Gazzetta dello Sport: la
Gazzetta dello Sport
(sportkrant)
la partita, la: het spel
letteratura, la: literatuur
locali, i (sg. il locale): lokalen,
leslokalen, zalen, ruimtes
maggiori (sg. maggiore):
belangrijkste
mela, la: appel
memorizzarle (inf.
memorizzare): het te
onthouden
mi annoio sempre (inf.
annoiarsi): ik verveel me altijd
mi sono iscritta: ik heb me
ingeschreven
mimare un’azione: een scène
nabootsen, mimeren
minuto per minuto: van
minuut tot minuut
montagna, la: berg
mostre, le (sg. la mostra):
tentoonstellingen
movimento, il: beweging
Natale, il: Kerstmis
neanche a me: voor mij ook
niet
no, scusa, ma...: nee, sorry,
maar ...
noioso: saai, vervelend
non mi piace per niente: ik
vind het helemaal niet leuk,
dat bevalt me helemaal niet
non prendono freddo: zij
vatten geen kou
nuotare: zwemmen
nuoto, il: zwemmen
occasione, l’ (f.): kans
Olimpiadi, le: Olympische
spelen
opera lirica, l’: opera
opinione, l’ (f.): mening,
opinie
opinione diversa: andere
mening
originale: originele
Edizioni Edilingua
2
ottima idea: goed idee,
geweldig idee
palestra, la: sportzaal,
gymzaal, sportschool
pallavolo, la: volleybal
pallone d’oro, il: gouden bal
Parigi: Parijs
partite di calcio, le:
voetbalwedstrijden
passa (inf. passare): gaat langs
per me no: voor mij niet
perfettamente (avv.):
volledig, volmaakt
personaggi, i (sg. il
personaggio): personages,
personen, figuren
pienamente (avv.): volledig,
helemaal, volkomen
piscina, la: zwembad
pittore, il: schilder
più seguita: meest beluisterde,
meest gevolgde
pomeriggi domenicali, i (sg. il
pomeriggio domenicale):
zondagmiddagen
pratica (inf. praticare):
beoefent
preferenze, le (sg. la
preferenza): voorkeuren
preferite (inf. preferire):
geven jullie de voorkeur aan
prestano grande attenzione
(inf. prestare): besteden veel
aandacht
promuove (inf. promuovere;
p.p. promosso): bevorderen,
promoten
pronomi, i (sg. il pronome):
voornaamwoorden
pronomi indiretti, i: indirecte
voornaamwoorden
pronto: hallo
pubblicata, (m. pubblicato):
gepubliceerd
quadro, il: schilderij,
afbeelding
qualche consiglio: enige
adviezen
qualcuno: iemand
quotidiani, i (sg. il
quotidiano): dagbladen,
kranten
rappresentano (inf.
rappresentare):
vertegenwoordigen
Arrivederci! 2
Woordenlijst
rappresentato:
vertegenwoordigd
regola, la: grammaticale regel
regolarmente (avv.):
regelmatig
rientra (inf. rientrare): komt
terug
ripasso, il: herhaling
ripetere: herhalen
risparmiano (inf. risparmiare):
zij besparen
risposte, le (sg. la risposta):
antwoorden
Romeo e Giulietta: Romeo en
Julia
saltuariamente (avv.): af en
toe, soms
scegliete (inf. scegliere; p.p.
scelto): kiezen jullie
scheda di Autovalutazione, la:
zelfevaluatie kaart
scherma, la: schermen
sci, lo: ski
sciare: skiёn
secondo me: volgens mij
secondo termine di paragone,
il: tweede termijn van de
vergelijking
sedentari, i (sg. il sedentario):
zittend, niet actief
seduti (sg. seduto): zittend
seguire in TV: op de televisie
volgen
senso di malinconia, il: gevoel
van melancholie
serata libera, la: vrije avond
serie, la (pl. le serie): serie,
reeks,
si muove (inf. muoversi; p.p.
mosso): hij beweegt zich
significativi (sg. significativo):
belangrijke,
veelbetekende,veelzeggende
sintesi, la (pl. le sintasi):
samenvattingen
sostituiscono (inf. sostituire):
ze vervangen
sottolineate (inf.
sottolineare): onderstrepen
jullie
spazi, gli (sg. lo spazio):
ruimtes
spendono (inf. spendere; p.p.
speso): zij geven uit, zij
besteden
spettacoli, gli (sg. lo
spettacolo): voorstellingen,
toneelstukken, shows
sportivi (sg. sportivo):
sportliefhebbers
squadra, la: team, ploeg
squadra delle Azzurre, la:
blauwe team (italiaanse
nationale team)
stanco: moe
strutture, le (sg. la struttura):
structuren
stupendo: schitterend,
geweldig
superlativo relativo, il:
overtreffende trap
tabella, la: tabel, lijst
teatro, il: theater, schouwburg
tocca a (inf. toccare): aan de
beurt zijn
torri, le (sg. la torre): torens
tra poco: binnenkort, zo
meteen
trasmissione radiofonica, la:
radiouitzending
trasmissione televisiva, la:
televisieuitzending
tuttavia: en toch, evenwel
un bel po’: heel wat,
behoorlijk wat
un po’ di più: iets meer, een
beetje meer, wat meer
uscire: uitgaan, naar buiten
gaan
usiamo (inf. usare): wij
gebruiken
verbi regolari, i: regelmatige
werkwoorden
verificate (inf. verificare):
controleren jullie
vincere (p.p. vinto): winnen
visitare i musei: musea
bezoeken
visitatori, i (sg. il visitatore):
bezoekers
voglia, la: zin, verlangen, wens
volentieri (avv.): graag
Quaderno degli esercizi
arte moderna e
contemporanea, l’: moderne
en hedendaagse Kunst
aspettare: wachten
Azzurri, gli: National Italiaans
team, blauwe team
Edizioni Edilingua
3
bevande alcoliche, le (sg. la
bevanda alcolica):
alcoholistische dranken
colloquio, il:
sollicitatiegesprek
colloquio di lavoro, il:
sollicitatiesgesprek
concerto rock, il: rockconcert
contrario: tegenovergestelde
cruciverba, il:
kruiswoordraadsel
dai!: kom op!
dentista, il/la: tandarts
dopati (sg. dopato): zijn onder
invloed van doping
far da mangiare: eten klaar
maken
fare la cyclette: op de
hometrainer fietsen
fumetto, il: spotprent
grattacielo, il: wolkenkrabber
immagini, le (sg. l’immagine):
beelden
negozio, il: winkel
pancia, la: buik
per un posto di lavoro: voor
een baan
prendere il sole: zonnebaden
preparare: voorbereiden, klaar
maken
raccontare: vertellen
riposarsi: uitrusten
ristorante di lusso, il: luxe
restaurant
serata romantica, la:
romantische avond
spettacolo, lo: voorstelling,
toneel, show
stanchi (sg. stanco): moe
stasera (avv.): vanavond
vado a fare la spesa: ik ga
boodschappen doen
velodromo, il: wielerbaan
Unità 2 – Buone vacanze!
Libro dello studente
a carico: op kosten van
a turno: om de beurt
abbandonata (m.
abbandonato): verlaten
abitudini, le (sg. l’abitudine):
gewoontes
acquisti online, gli: online
inkopen
Arrivederci! 2
Woordenlijst
ad una certa età: bepaalde
leeftijd
aderire: mee doen, deelnemen
affiancano (inf. affiancare): zij
zetten naast
aggiunge (inf. aggiungere; p.p.
aggiunto): voegt toe
agrituristiche (sg.
agrituristica; m.sg.
agrituristico):
vakantieboerderij
all’aperto: in de open lucht
all’interno: midden in
allegramente (avv.): vrolijk
allevamenti di bufale, gli:
buffel mesterij
Amalfi: Amalfi
ambiente, l’ (m.): milieu,
omgeving
animatori, gli (sg.
l’animatore): entertainers
apposito: speciaal, geschikt
area marina protetta, l’:
beschermd waterschapsgebied
assistenza, l’: hulp
associazione, l’: vereniging
attentamente (avv.):
aandachting
attività culturali, le (sg.
l’attività culturale): culturele
activiteiten
attraverso (avv.): doormiddel
van
ausiliare: hulpwerkwoord
avverbi di tempo, gli:
bijwoorden van tijd
aziende, le (sg. l’azienda):
bedrijven
azione principale, l’ (f.):
primaire handeling
azioni passate, le (sg. l’azione
passata): handelingen uit het
verleden
bagnino, il: badmeester
campi, i (sg. il campo): velden
campi estivi, i (sg. il campo
estivo): zomerkampen
campo del turismo, il: op het
gebied van toerisme
candidarsi: zich candidaat
stellen
cantava (inf. cantare): zong
cantine, le (sg. la cantina):
eetzaal
cellulare, il: mobile telefoon
centro storico, il: historisch
centrum, oude centrum
certa durata, la: bepaalde
duur
chattare: chatten
che belle serate: wat een
mooie avonden
chiaramente (avv.): duidelijk
colazione, la: het ontbijt
collaborazione, la:
samenwerking
collegate (inf. collegare):
aangesloten, verbonden
come si fa: hoe doet, maakt
men
compilato: ingevult
comprendere (p.p. compreso):
begrijpen
concorda (inf. concordare):
komt overeen
concretamente (avv.):
feitelijk, concreet
contesto, il: context, verband
met
conversazione, la: gesprek
coordinamento, il: coördinatie
Corpo Forestale dello Stato,
il: Staatsbosbeheer
costiera amalfitana, la:
Amalfitaanse kust
crescita, la: groei
crisi di fame, la: hongersnood
crisi economica, la:
economische crisis
culturali (sg. culturale):
culturele
da...: sinds, vanaf
descrive (inf. descrivere; p.p.
descritto): beschrijf
di solito: gewoonlijk
differenza, la: het verschil
disabili, i (sg. il disabile):
invaliden
disegni, i (sg. il disegno):
tekeningen, afbeeldingen
diversa (m. diverso):
verschillende
divertimento, il: plezier
doccia, la: douche
dopo le ferie: na de vakantie
dopo tale data: na de datum
durante: gedurende
è ritornato di moda: is terug
in de mode
Eolie: Eolie
Ercolano: Ercolano
Edizioni Edilingua
4
escursioni, le (sg.
l’escursione): excursie
esperienza, l’: ervaring
eventi passati, gli (sg. l’evento
passato): gebeurtenissen uit
het verleden, afgelopen
gebeurtenissen
eventuali (sg. eventuale):
eventuele
...fa (avv.): … geleden
fare colazione: ontbijten
fauna, la: fauna
ferie, le: vakantie
ferrovia Circumvesuviana, la:
Circumvesuviana spoorlijn
festa a sorpresa, la:
verassingsfeest
forma corretta, la: juiste vorm
forum, il: forum
frasi secondarie, le: bijzinnen
garantita (m. garantito):
verzekerd
gelato, il: ijsje
genere, il: geslacht
gestione, la: beheer
gioco a catena, il: kettingspel
giorno iniziale del mese, il:
eerste dag van de maand
guida, la: gids
ha acceso la luce (inf.
accendere): hij deed het licht
aan
ha bruciato (inf. bruciare): hij
/zij heeft verbrand
hanno bussato (inf. bussare):
hebben geklopt
ho assaggiato (inf. assaggiare):
ik heb geproefd
immaginate (inf. immaginare):
stel het jullie voor, verbeelden
jullie je
imperfetto, l’: verleden tijd
in modo diverso: op een
andere manier
indicano (inf. indicare): geven
aan
indicato: aangegeven
infanzia, l’: jeugd
infiniti (sg. infinito):
onbepaalde
iniziavano (inf. iniziare):
begonnen
intenso: groot, sterk, hevig,
intens
intento, l’: doel
Arrivederci! 2
Woordenlijst
intere famiglie, le: hele
gezinnen
internazionali (sg.
internazionale): internationale
interpretate (inf.
interpretare): voeren jullie uit,
spelen jullie
intervistate (sg. intervistata;
m.sg. intervistato):
interviewen jullie
ISTAT (Istituto nazionale di
statistica): CBS
Kenya, il: Kenya
l’altro giorno: onlangs
Legambiente, la:
Milieubescherming
LIPU (Lega Italiana Protezioni
Uccelli): Milieu en dieren
organisaties
località balneari, le (sg. la
località balneare): badplaatsen
luoghi di vacanza, i (sg. il
luogo di vacanza):
vakantieplaatsen
luoghi esotici, i (sg. il luogo
esotico): exotische plaatsen
Maldive, le: Malediven
Mani Tese, le: Gestrekte
handen
manutenzione, la: onderhoud
Mar Rosso, il: Rode zee
mattina, la: ochtend
mentre: terwijl, ondertussen
mese, il: maand
mi sono divertito un mondo:
ik heb mij vermaakt
millennio, il: millennium
modulo, il: formulier
momento, il: moment
momento preciso, il: juiste
moment
moneta, la: muntje
mozzarelle, le (sg. la
mozzarella): mozzarella’s
napoletana (m. napoletano):
napolitaans
natura, la: natuur
negativa (m. negativo):
negatief, ontkenning
neppure (avv.): nog niet eens,
zelf niet
non avevo voglia di
nient’altro: ik wilde niets
anders
nonni inclusi: inclusief
grootouders
numero cardinale, il:
hoofdtelwoord
occupato: bezet
offerte, le (sg. l’offerta):
aanbiedingen
ombrellone, l’ (m.): parasol
oppure: ofwel, of
ordine giusto, l’: juiste
volgorde
organizzazioni, le (sg.
l’organizzazione): organisaties
pace, la: vrede
parco nazionale delle foreste
casentinesi, il: Nationaal Park
van Casentino bossen
partecipanti, i/le (sg. il/la
partecipante): deelnemers
participio passato, il: voltooid
deelwoord
passato prossimo, il: voltooid
tegenwoordig tijd
passerella, la: loopbrug
pasta, la: pasta
penisola, la: schiereiland
pensione, la: pensioen,
pension
periodo di ferie, il:
vakantieperiode
però: maar
piccoli borghi, i (sg. il piccolo
borgo): kleine dorpen
poi (avv.): dan, daarna
pomeriggio, il: namiddag
Pompei: Pompei
Positano: Positano
posta elettronica, la: e-mail
posti diversi, i (sg. il posto
diverso): verschillende
plaasten
posto unico, il: unieke plek
pranzo, il: lunch
prenotare: boeken
presto (avv.): vroeg
prioritariamente (avv.):
prioriteitstelling
prodotti tipici, i (sg. il
prodotto tipico): typische
producten
proteggere (p.p. protetto):
beschermen
protezione, la: bescherming
provare: proeven
quando (avv.): wanneer, toen
quanto prima: zo snel mogelijk
quasi sempre (avv.): bijna
altijd
Edizioni Edilingua
5
qui sotto (avv.): hier onder
raccontare: vertellen
racconto, il: verhaal
Ravello: Ravello
regione, la: regio
regolamento, il: reglement
ricordate (inf. ricordare):
onthouden jullie
ripetizione, la: herhalingen
rumori, i (sg. il rumore):
geluiden
sai com’è: weet hoe is
salvaguardare: beschermen
scena, la: scene
schema, lo: schema
scoprire (p.p. scoperto):
ontdekken
se esce croce: als kruis komt
(kruis of munt gooien)
se esce testa: munt
sentieri, i (sg. il sentiero):
paden
sera, la: avond
servizi bancari, i (sg. il
servizio bancario):
bankdiensten
sessione, la: sessie
Seychelles, le: Seyschellen
sfondo, lo: achtergrond
si è sporcato la cravatta: hij
heeft op zijn das geknoeid
si riferisce (inf. riferirsi): zich
verwijst
si ripetono (inf. ripetersi):
herhalen zich
si tratta (inf. trattarsi): het
gaat om, het betreft
sito, il: plaats
situazioni, le (sg. la
situazione): situaties
solidale: solidair
sono diventate (inf.
diventare): zijn geworden
soprattutto (avv.): vooral
Sorrento: Sorrento
spesso (avv.): vaak
spiaggia, la: strand
splendida (m. splendido):
prachtig, schitterend
squilla (inf. squillare):
overgaat, rinkelt
squisite (sg. squisita; m.sg.
squisito): heerlijk
Stati Uniti, gli: Verenigde
Staten
Arrivederci! 2
Woordenlijst
stranieri, gli (sg. lo straniero):
buitenlanders
straordinarie (sg.
straordinaria; m.sg.
straordinario): buitengewoon
studio di una lingua, lo: het
leren van een taal
stupenda (m. stupendo):
prachtig, geweldig
stupendo: fantastisch
successione di azioni, la:
opeenvolging van handelingen
svolgono un’attività di
volontariato: doen vrijwilligers
werk
tardi (avv.): later
territorio, il: grondgebied
ti alzavi (inf. alzarsi): je stond
op
tirate (inf. tirare): gooien
tradizionale: traditioneel
trascorrere (p.p. trascorso):
doorbrengen
trascorrevano (inf.
trascorrere; p.p. trascorso):
brachten door
trasforma (inf. trasformare):
verandert
tutt’intorno al Vesuvio: rond
de Vesuvius
tutta sole e mare: alles zon en
zee
uso, l’: gebruik
utilizzare: gebruiken
vacanza, la: vakantie
vacanza-volontariato, la:
vakantie-vrijwilligerswerk
vero e proprio: echte en
werkelijke
viaggio organizzato, il:
pakketreis, georganiseerde reis
villaggio, il: vakantiedorp
visite guidate, le:
rondleidingen
volontario, il: vrijwillig
week-end “pendolare”, il:
weekend vakantie (“slinger”)
WWF (World Wild Found): WWF
Quaderno degli esercizi
accanto (avv.): hiernaast
affascinante: boeiend
agriturismo, l’: vakantie op de
boerderij
animatori, gli (sg.
l’animatore): entertainers,
animator
campeggio, il: camping
caotica (m. caotico): chaotisch
Circumvesuviana, la:
Circumvesuviana
città d’arte, la: kunststad
confortevole: comfortabel
crucipuzzle, il:
kruiswoordpuzzels
escursione, l’ (f.): excursie,
reisje
Festa del Lavoro, la: feest
vand de arbeid
festa della donna, la:
vrouwendag
Festa della Liberazione, la:
Vrijheidsfeest
Festa della Repubblica, la:
Feest van de Republiek
festività, la: feestelijkheden
giro, il: tour
incidente, l’ (m.): ongeluk
indimenticabile:
onvergetelijke
inseparabili (sg. inseparabile):
onafscheidelijke
intere (sg. intera; m.sg.
intero): gehele
l’ultimo dell’anno:
oudjaarsdag
lago, il: meer
mancare: missen
manifestazioni politiche, le
(sg. la manifestazione
politica): politieke
demonstratie
minigonna, la: minirok
osservate (inf. osservare):
kijken jullie
passeggiare: wandelen
servizio, il: bediening, service
soste, le (sg. la sosta): pauze,
tussenstop
splendidamente (avv.):
schitterend, stralend
stupenda (m. stupendo):
prachtig
stupendamente (avv.):
verbazingwekkend
vacanza culturale, la:
culturele vakantie
villaggio, il: vakantiedorp,
bungalowpark
Edizioni Edilingua
6
vista sul mare, la: uitzicht op
zee
Unità 3 – Ti sta
benissimo!
Libro dello studente
a collo alto: met hoge kraag,
koltrui
a quadretti: geruit
a righe: gestreept
abbigliamento, l’: kleding
accesso, l’: toegang
aderente: strak
aggettivi possessivi, gli:
bezittelijke bijvoeglijke
voornaamwoorden
aggettivo, l’: bijvoeglijk
naamwoord
allora (avv.): dus, nou
alta formazione, l’ (f.): hoger
onderwijs
altezza, l’: hoogte
angolo, l’: hoek
area, l’: gebied
arrivederci: tot zien (ons
vorm)
arrivederLa: tot zien (u vorm)
avvocato, l’: advocaat
bagni, i (sg. il bagno):
badkamers
balconi, i (sg. il balcone):
balkons
bello: mooi, leuk
benissimo (avv.): heel goed
bianca (m. bianco): wit
Bocconi (università privata L.
Bocconi di Milano): Bocconi
borsa di pelle, la: leren tas
Borsa internazionale del
turismo, la: Internationale
beurs voor toerisme
bravissimi (sg. bravissimo):
heel goed
c’era (inf. esserci): er was
c’erano (inf. esserci): er waren
camere da letto, le:
slaapkamers
camicetta, la: bloesje
capi d’abbigliamento, i (sg. il
capo d’abbigliamento): kleding
capitale, la: hoofdstad
casual: casual
Cattolica (Università Cattolica
del Sacro Cuore): Katholieke
celebre: beroemde
Arrivederci! 2
Woordenlijst
cellulare scarico, il: lege
mobiele telefoon
Cenacolo, il: cenakel, Upper
room
centro fieristico, il:
beurscomplex
certamente (avv.): zeker
che bel completo: wat een
mooi pak/ mooie jurk
che bell’abito: wat een mooi
costuum/pak
chiaro: licht
ci ha fatto i complimenti: hij
heeft ons complimenten
gemaakt
città moderne, le (sg. la città
moderna): moderne steden
code, le (sg. la coda): rijen,
files
colloquio, il: gesprek,
interview
colorate (sg. colorata; m.sg.
colorato): gekleurde
colore, il: kleur
come mai?: hoe komt dat?
come siamo eleganti stasera!:
wat zijn wij elegant vanavond!
come ti sta?: hoe staat het
jou?
competenze, le (sg. la
competenza): vaardigheden
completo di lino, il: linnen pak
complimenti, i (sg. il
complimento): complimenten
complimenti!: mijn
complimenten!
comprare: kopen
confusione, la: verwarring,
confusie
conosciuta (m. conosciuto):
bekend
conosciutissima (m.
conosciutissimo): bekende
conservare: behouden
consonante, la: medeklinker
contento: gelukking
copre (inf. coprire; p.p.
coperto): bedekt
corrette (sg. corretta; m.sg.
corretto): juiste
corridoi, i (sg. il corridoio):
gangen
corto: kort
costruzione, la: bouw
cotone, il: katoen
cucina abitabile, la:
woonkeuken
dappertutto (avv.): overal
dare un’occhiata: een kijkje
nemen
decisa (m. deciso):
vastbesloten
desidera (inf. desiderare):
wenst, wil
dici? (inf. dire): meen je het?
didattico: didactisch
dimostrativi (sg. dimostrativo):
aanwijzende voornaamwoorden
disponibilità, la:
beschikbaarheid
distinto: gedistingeerde
dolcevita, il: coltrui
dottor …, il: doctor Dr.
dottore,il (medico): huisarts,
arts
dritto (avv.): rechtdoor
duomo, il: dom, kathedraal
eccolo: hier is het
edificio, l’: gebouw
elegante: elegant
espositori, gli (sg.
l’espositore): exposanten
espressioni, le (sg.
l’espressione): uitdrukkingen
estate, l’ (f.): zomer
estivi (sg. estivo): zomer
festa, la: feest
fiera, la: beurs
finale: einde
forse (avv.): misschien
frutto, il: vrucht
gente, la: mensen
giacca, la: jasje,colbert
gonna, la: rok
grattacielo, il: wolkenkrabber
grazie mille: heel erg bedankt
ha approfittato (inf.
approfittare): heeft
geprofiteerd
ha provato (inf. provare):
heeft aangepast
hai fatto un ottimo lavoro!: je
heb prima werk gedaan
hostess, la: stewardess
in alto: boven
in basso: onderstaand
in cantiere: in aanbouw
in fondo: onderaan
in vetrina: etalage
informatico, l’:
computerdeskundige
Edizioni Edilingua
7
interrotto: onderbroken
invernali (sg. invernale):
winter
invia (inf. inviare): verzendt
La dolce vita: film
van Italiaanse regisseur
Federico Fellini
la rendeva (inf. rendere; p.p.
reso): het maakte haar
lana, la: wol
larga (m. largo): wijde, groot
lenti grandi, le (sg. la lente
grande): grote glazen
lino, il: linnen
lontano (avv.): ver van
lungo: lang
maglietta, la: T-shirt
maglione, il: trui
manageriali (sg. manageriale):
leidinggevende
mancanti (sg. mancante):
vermiste, ontbrekende
marrone: bruin
materiali (sg. materiale):
stoffen, materialen
mi dispiace (inf. dispiacere):
het spijt me
mi ha dedicato (inf. dedicare):
heeft aan mij besteed
Milano: Milaan
modello, il: model
moglie, la: vrouw, echtgenoot
navetta per la stazione, la:
shuttle naar het station
nei dettagli: in detail
nel complesso: over het
geheel,
non mi convince (inf.
convincere; p.p. convinto): het
overtuigt mij niet
non sei in forma: je bent niet
in vorm
numerati (sg. numerato):
genummerde
nylon, il: nylon
obbligatorio: verplicht
occhiali da sole, gli:
zonnenbrillen
offrire (p.p. offerto): bieden
opere architettoniche
moderne, le (sg. l’opera
architettonica moderna):
moderne architectonische
bouwwerken
orari, gli (sg. l’orario): tijden
Arrivederci! 2
Woordenlijst
organizzatore, l’ (m.):
organisator
ospita (inf. ospitare): onderdak
biedt
ottimo lavoro: fantastisch
werk
padiglione, il: paviljoen,
vleugel van gebouw
partenza, la: vertrek
partner, il/la: partner
pelle, la: leer
per favore: alstublieft,
alsjeblieft (vragen)
perfetto: perfect, uitstekend
permesso, il: toestemming
pesante: dicht, zwaar
piani, i (sg. il piano):
verdiepingen
piantina, la: plattegrond,
kleine plattegrond
più volte: meerdere keren
Politecnico, il: Polytechnische
precedono (inf. precedere):
voorafgaan
prego: alstublieft, alsjeblieft
(geven)
prevista (m. previsto):
verwacht
pronomi dimostrativi, i:
aanwijzende voornaamwoorden
pronomi diretti, i: lijdende
voornaamwoorden
pronti (sg. pronto): klaar
protagonista, il/la:
hoofdrolspeler van de film
Quadrilatero: Vierhoek
quello: dat
questo completo non ti sta
bene: dit pak staat jou niet
goed
questo: deze, dit
raccogliete (inf. raccogliere;
p.p. raccolto): verzamelen
jullie
riassunto, il: samenvatting,
overzicht
ricerca, la: onderzoek
ricercata (m. ricercato):
gezocht
ricercatissima (m.
ricercatissimo): super gezocht
ricevere: krijgen, ontvangen
rileggete (inf. rileggere; p.p.
riletto): herlezen jullie
sala, la: zaal, kamer
scambiate (inf. scambiare):
wisselen jullie uit
scarpe, le (sg. la scarpa):
schoenen
scelto: uitgekozen, gekozen
sei bellissima!: je bent erg
mooi!
sei stata bravissima!: je was
erg goed!
sei stupenda: je bent prachtig
servizio ristoro, il: restaurant
service
seta, la: zijde
sguardi, gli (sg. lo sguardo):
blikken
si comporta (inf. comportarsi):
gedraagt zich
si riferiscono (inf. riferirsi):
verwijzen
si sono incrociati (inf.
incrociarsi): ze hebben elkaar
gekruist
signorine, le (sg. la signorina):
jonge meisjes
simile: gelijke
sinistra: links
smog, lo: smog
soggiorno, il: woonkamer
solo adesso: alleen nu, zojust
soluzioni, le (sg. la soluzione):
oplossingen
sorrideva (inf. sorridere; p.p.
sorriso): glimlachte
sorriso, il: glimlach
sostantivo, il: zelfstandig
naamwoord
sportivo: sportief
stai benissimo!: je ziet er
geweldig uit
stasera (avv.): vanavond
stazione ferroviaria, la:
treinstation
stivali, gli (sg. lo stivale):
laarzen
stracontento: hardstikke blij,
hardstikke tevreden, dolblij
strapieno: super vol
stretto: nauw
subito (avv.): onmiddelijk,
meteen
superficie, la: oppervlakte
superlativo assoluto, il:
overtreffende trap
tacco altissimo, il: hele hoge
hak
taglia, la: maat
Edizioni Edilingua
8
telefonate, le (sg. la
telefonata): gesprekken
ti sta benissimo: het staat jou
heel goed
ti sta proprio bene: het staat
je werkelijk goed
ti trovo bene: je ziet er goed
uit
traffico, il: verkeer
troppa (m. troppo): te veel
tutto colorato: helemaal
gekleurd
ultimo: laatste
ultragentile: heel aardig
un paio di pantaloni: een
broek
un paio di scarpe: een paar
schoenen
utilizzando (inf. utilizzare):
gebruikmakend van
valigia, la: koffer
vecchio: oud
vestito, il: kleding
via: weg
via mail: per e-mail
vicino (avv.): dichtbij
vita frenetica, la: druk leven,
hectische leven
vocale, la: klinker
Quaderno degli esercizi
abitanti, gli (sg. l’abitante):
inwoners
accessori, gli (sg.
l’accessorio): accessoires
ambasciatrice, l’ (f.; m.
l’ambasciatore): ambassadeur
annualmente (avv.): jaarlijks
area, l’: gebied
aree espositive, le (sg. l’area
espositiva): expositieruimtes
collant, il: panty
competizione, la:
concurrerend
conoscente, il/la: kennis
corridoi, i (sg. il corridoio):
gangpaden
Corriere della Sera, il:
Corriere della Sera (dagblad)
costo, il: kosten
crescita, la: groein
dritto: rechtdoor
eccellenze, le (sg.
l’eccellenza): uitmuntendheid
estranea (m. estraneo):
afwijkende
Arrivederci! 2
Woordenlijst
impermeabili (sg.
impermeabile): regenjassen
ingresso, l’: ingang
là in fondo: daar beneden
metropoli-nodo, la: metropool
knooppunt
mostra, la: tentoonstelling
occhiata, l’: een kijkje
orario di chiusura, l’ (m.):
sluitingstijd
padiglione, il: paviljoen
pesante: zwaar, dik, warm
(kleding)
piantina della città, la:
platgrond
principale: belangrijkste
ricchezza, la: rijkdom
sale, il: zout
sciarpa, la: sjaal
sede, la: zetel,
vestigingsplaats
sedia, la: stoel
straorganizzata (m.
straorganizzato): perfect
georganiseerde
superelegante: superelegant,
heel stijlvol
tavolino, il: tafeltje
ultramoderno: ultramodern
visita guidata, la: rondleiding
volontariato, il:
vrijwilligerswerk
Unità 4 – Mi sento bene
Libro dello studente
acidi della frutta, gli:
fruitzuren
acqua salata, l’: zout water
alcuni: enkele
alghe, le (sg. l’alga): algen
alimentazione sana, l’:
gezonde voeding
allungate (inf. allungare):
strekken jullie
alto: lang
alzate (inf. alzare): strekken
jullie, heffen jullie op
anziano, l’: oude
ascensore, l’ (m.): lift
aspettative, le (sg.
l’aspettativa): verwachtingen
aspetto, l’: het uiterlijk
aspirina, l’: aspirine
atteggiamento, l’: houding
attraverso (avv.): door middel
aumentare: verhogen,
vergroten
Azienda Sanitaria Locale, l’
(f.): lokale gezondheidzorg
basso: klein
bocca, la: mond
braccia, le (sg. il braccio):
armen
braccio, il: arm
buon divertimento: veel
plezier
camminare: lopen
capace: kundig
capelli, i (sg. il capello): haren
capelli chiari, i: licht haar
capelli corti, i: kort haar
capelli lunghi, i: lang haar
capelli scuri, i: donker haar
casi di emergenza:
noodgevallen
cellule morte, le: dode cellen
centri estetici, i:
schoonheidssalon
chili, i (sg. il chilo): kilo’s
chirurgo estetico, il:
cosmetisch chirurg
chirurgo plastico, il: plastisch
chirurg
ciliegie, le (sg. la ciliegia):
kersen
circolazione, la: circulatie
circostanze, le (sg. la
circostanza): situaties
cittadino, il: burger
collina, la: heuvel
collo, il: nek
completamente (avv.):
volledig
compresse, le (sg. la
compressa): tabletten/pillen
conoscenze, le (sg. la
conoscenza): kennis
consigli, i (sg. il consiglio):
adviezen
contribuire: bijdragen
contro le rughe: tegen de
rimpels
corpo umano, il: menselijk
lichaam
corrispondenti (sg.
corrispondente):
overeenkomstige, bijbehorende
costruite (inf. costruire):
maken jullie
costruzione, la: constructie
Edizioni Edilingua
9
dall’altra parte: van de andere
kant
decimo: tiende
dedicare: besteden, wijden
dentista, il/la: tandarts
desinenze, le (sg. la
desinenza): uitgangen
di torno: van iemand afkomen
dito, il: vinger
dizionario, il: woordenboek
dodicesimo: twaalfde
dolori, i (sg. il dolore): pijnen
doposole: after sun
dormire: slapen
dove Le fa male?: waar heeft
u pijn?
è rappresentato (inf.
rappresentare): is afgebeeld
eccezioni, le (sg. l’eccezione):
uitzonderingen
efficaci (sg. efficace):
effectieve
elementi marini, gli:
elementen uit de zee
eliminare: elimineren
esercizio, l’ (pl. gli esercizi):
oefening
esperto: gespecialiseerde
essere a dieta: op dieet zijn
estetista, l’:
schoonheidsspecialist
fanghi, i: modder, slib
far accettare il proprio corpo:
het eigen lichaam leren
accepteren
fare i massaggi: masseren
farmacia, la: apotheek
febbre, la: koorts
fiducia in se stessi, la:
zelfvertrouwen
foglio, il: vel papier
forme plurali particolari, le:
bijzondere meervoudsvormen
frequentano (inf.
frequentare): bezoeken
regelmatig
funzione, la: werking
Gallerie dell’Accademia, le:
Galerij van de Academie
gamba, la: been
gambe, le (sg. la gamba):
benen
giardino, il: tuin
ginocchio, il (pl. i ginocchi / le
ginocchia): knie
giorni festivi, i: feestdagen
Arrivederci! 2
Woordenlijst
giovane, il: jong
gocce, le (sg. la goccia):
druppels
gradi, i (sg. il grado): graden
granuli omeopatici, i:
homeopathische poeders/
korrels
grasso: dik
Guardia Medica, la:
huisartsenpost
guidare: besturen, rijden
immersioni, le (sg.
l’immersione):
onderdompelingen
impegni, gli (sg. l’impegno):
verplichtingen
imperativo: gebiedende wijs
imperativo irregolare, l’:
onregelmatige gebiedendewijs
imperativo negativo, l’:
ontkennende gebiedendewijs
in avanti: naar voren
in fatto di salute: betreffende
de gezondheid
in piedi: voeten
incollatela (inf. incollare):
plakken jullie het
informarsi: zich laten
informeren
iniezioni, le (sg. l’iniezione):
injecties
interventi di chirurgia
plastica, gli: plastisch
chirurgische ingrepen
irreali (sg. irreale):
onwerkelijke
istruzioni, le (sg. l’istruzione):
instructies
Leonardo: Leonard
lettino, il: bedje
liberarlo (inf. liberare): het
ontdoen van
liscia (m. liscio): glad
lontano (avv.): ver
luminosa (m. luminoso):
stralende
magro: dun
mal d’orecchi, il: oorpijn
mal di denti, il: kiespijn
mal di gola, il: keelpijn
mal di pancia, il: buikpijn
mal di schiena, il: rugpijn
mal di testa, il: hoofdpijn
mancanti (sg. mancante):
missende
mantenermi in forma (inf.
mantenersi): mijzelf fit houden
maschera viso, la:
gezichtsmasker
medico, il: huisarts, dokter
medico di famiglia, il: huisarts
meditazione, la: meditatie
mela, la: appel
messaggi anticellulite, i (sg. il
massaggio anticellulite): anti
cellulitis massage
migliorare: verbeteren
monete, le (sg. la moneta):
munten
morbida (m. morbido): zacht
muscoli, i (sg. il muscolo):
spieren
naso, il: neus
nono: negende
novanta: negentig
numeri ordinali, i:
rangtelwoorden
nuove professioni, le: nieuwe
beroepen
occhi azzurri, gli: blauwe ogen
occhi marroni, gli: bruine ogen
occhio, l’ (pl. gli occhi): oog
offerti (sg. offerto):
aangeboden
ombrello, l’: paraplu
orecchio, l’ (pl. le orecchie):
oor
ormai (avv.): inmiddels, nu
ospedale, l’ (m.): ziekenhuis
ottavo: achtste
ovvero: of wel
pancia, la: buik
papà, il: pa, vader
parti del corpo, le:
lichaamsdelen
particolare: bijzonder
patente, la: rijbewijs
pazienti, i/le (sg. il/la
paziente): patienten
pelle, la: huid
percorso, il: traject, parcours
permettono (inf. permettere;
p.p. permesso): staan toe
personalizzata (m.
personalizzato):
gepersonaliseerde
petto, il: borst
piede, il: voet
piegare: buigen
piegate (inf. piegare): gebogen
potere: kunnen, mogen
Edizioni Edilingua
10
prenotare: boeken, reserveren
primo: eerste
problemi fisici, i: fysieke
problemen
professioni, le (sg. la
professione): beroepen
Pronto Soccorso, il: EHBO,
eerste hulp
proporzioni, le (sg. la
proporzione): proporties
proposti (sg. proposto):
voorgestelde
provare: proberen
punta dei piedi, la: tenen
purificare: zuiveren
quarantaseiesimo:
zesenveertigste
quarto: vierde
qui (avv.): hier
quinto: vijfde
raffreddore, il: verkoudheid
raggruppate (inf.
raggruppare): verzamelen
jullie
realtà, la: werkelijkheid
reparto, il: afdeling
reti di parole, le: rasters van
woorden, net
ridere (p.p. riso): lachen
riformulate (inf. riformulare):
herformuleren jullie
rilassarsi: zich ontspannen
ringiovanire: verjongen
ripetete (inf. ripetere):
herhalen jullie
ritornare: terugkeren
rughe, le (sg. la ruga): rimpels
salire: opgaan
salute, la: gezondheid
sana (m. sano): gezond
sapere: weten
scegliere (p.p. scelto): kiezen
schiena, la: rug
sciroppo, lo: siroop,
hoestdrankje
scottatura, la: brandwond,
verbranding, zonnebrand
secondo: tweede
seguire: volgen
seno, il: borst
sentirsi bene: zich goed voelen
sesto: zesde
settimo: zevende
si rivolgono (inf. rivolgersi;
p.p. rivolto): zich wenden tot
simpatico: sympathiek
Arrivederci! 2
Woordenlijst
sintomi, i (sg. il sintomo):
symptomen
soggiorni benessere, i (sg. il
soggiorno benessere): kuur
vakantie
sostantivi, i (sg. il sostantivo):
zelfstandige naamwoorden
sostanze, le (sg. la sostanza):
substanties
spalla, la: schouder
spirito, lo: geest
spiritoso: geestige
staccare: loslaten, loskoppelen
stressata (m. stressato):
gestresste, gespannen
studio, lo: bestudering
talassoterapia, la:
thalassotherapie
tè, il: thee
terme, le: kuuroort
terzo: derde
tesa (m. teso): gespannen
testa, la: hoofd
tocca a voi (inf. toccare): zijn
jullie aan de beurt
toccate (inf. toccare): raken
jullie aan
toglie (inf. togliere; p.p.
tolto): houdt weg
tonificare: versterken
tosse, la: hoest
tranquilla (m. tranquillo):
rustig
trattamenti, i (sg. il
trattamento): behandelingen
trattamenti estetici, i (sg. il
trattamento estetico):
schoonheidsbehandelingen
trentatreesimo:
drieëndertigste
trucco permanente, il:
permanente make-up
uguali (sg. uguale): gelijk
una mela al giorno toglie il
medico di torno: één appel
per dag houdt de dokter weg
undicesimo: elfde
unite (inf. unire): verbinden
jullie
Uomo vitruviano, l’: man van
Vitruvius
valutare: beoordelen
vento, il: wind
verso: richting, naar
vibrante: trillend, vibrerend
bed
visitano (inf. visitare):
bezoeken
viso, il: gezicht
vitalità, la: vitaliteit
vitamine, le (sg. la vitamina):
vitamines
volte, le (sg. la volta): soms
Quaderno degli esercizi
abbandonare: verlaten
Arabia Saudita, l’: SaudieArabie
Argentina, l’: Argentinië
attento: oplettend, voorzichtig
Australia, l’: Australië,
Brasile, il: Brazilië
Canada, il: Canada
chirurgia plastica, la:
plastische chirurgie
Cina, la: China
circolare: rondrijden
Colombia, la: Colombia
Corea del Sud, la: Zuid-Korea
crema doposole, la: aftersun
distratto: afgeleid
disturbi, i (sg. il disturbo):
aandoeningen
divieti, i (sg. il divieto):
verboden
fanghi, i (sg. il fango):
modder, slib
Francia, la: Frankrijk
fungo, il: paddestoel,
schimmel
Germania, la: Duitsland
Giappone, il: Japan
granuli, i (sg. il granulo):
korrels
Grecia, la: Griekenland
India, l’: India
interventi, gli (sg.
l’intervento): interventies
Italia, l’: Italië
Messico, il: Mexico
mi fai male: je doet mij pijn
Olanda, l’ (f.): Nederland
omeopatico: homeopathische
patatine fritte, le (sg. la
patatina fritta): frietjes
pianoforte, il: piano
Portogallo, il: Portugal
raccogliere (p.p. raccolto):
plukken
regista, il/la: regisseur
Regno Unito, il: Verenigd
Koningkrijk
Edizioni Edilingua
11
rifiuti, i (sg. il rifiuto): afval
riparare: repareren
riposo, il: rust
Russia, la: Rusland
scottatura, la: zonnebrand
sorpresa, la: verassing
Spagna, la: Spanje
stagista, lo/la: stagiere
suonare: spelen
tacco, il: hak, hiel
Taiwan: Taiwan
tapparsi: de oren dichtstoppen
Thailandia, la: Thailand
turarsi: dichtknijpen
Turchia, la: Turkije
uova sode, le (sg. l’uovo
sodo): gekookt ei
Venezuela, il: Venezuela
Facciamo il punto? 1
arrivo, l’: finish
attività, l’ (f.): activiteit
borsa, la: tas, zak
caselle, le (sg. la casella):
vakje
chiavi, le (sg. la chiave):
sleutels
cintura nera di karate: zwarte
band in karate
comodo: gemakkelijk
dado, il: dobbelsteen
dentro (avv.): binnen in
espressione estranea, l’:
uitdrukkig die er niet bij hoort
fermata dell’autobus, la:
bushalte
Festa del Lavoro, la: dag van
de arbeid
fortunatamente (avv.):
gelukkig
giocatore, il: speler
giusto ordine, il: juiste
volgorde
gustare: genieten van
ha indovinato (inf.
indovinare): heeft geraden
indicata (m. indicato):
aangegeven
leggera (m. leggero): lichte
(van gewicht)
mi sono girata (inf. girarsi): ik
draaide me om
pace, la: rust, vrede
pedine, le (sg. la pedina):
pionnen
Arrivederci! 2
Woordenlijst
per primo: als eerste
portafoglio, il: portefeuille
posto, il: plaats
profumo, il: parfum
proverbio, il: spreekwoord
raggiunge (inf. raggiungere;
p.p. raggiunto): bereikt
riparare: herstellen, repareren
ripassiamo (inf. ripassare): we
herhalen
rumore, il: geluid
sicuro: zekere
simile: soortgelijk
soluzione, la: oplossing
stelle, le (sg. la stella): sterren
tira il dado: gooi de
dobbelsteen
un mondo intero: een hele
wereld
Unità 5 – Auguri!
Libro dello studente
abbinate (inf. abbinare):
combineren jullie
accanto (avv.): naast
accettare: accepteren
aggettivi indefiniti, gli:
onbepalende bijvoeglijke
naamwoorden
alcuni: enige
all’aria aperta: in de open
lucht
allontanare: verdrijven
amuleti, gli (sg. l’amuleto):
amuletten
anniversario di matrimonio,
l’: trouwdag
annunciate (inf. annunciare):
kondigen jullie aan
appoggiata (m. appoggiato):
tegenaan staand
arrivo, l’: geboorte
articoli, gli (sg. l’articolo):
artikelen
artistico: artistiek
aspetto, l’: ik wacht op
assistiamo (inf. assistere; p.p.
assistito): nemen we deel
attraversa (inf. attraversare):
steekt over
Auguri!: Gefeliceteerd !
auguri, gli (sg. l’augurio):
gefeliciteerd
Bari: Bari
battesimi, i (sg. il battesimo):
dopen
bel ricordo: mooie herinnering
biglietti d’auguri, i (sg. il
biglietto d’auguri):
wenskaarten
Bologna: Bologne
bomboniera, la:
snoepschaaltje, bonbonnière
brevi (sg. breve): korte
brutta (m. brutto): lelijk
Buon anniversario!: Prettige
verjaardag, prettig jubileum!
buon anniversario:
gefeliciteerd met het jubileum
Buon anno!: Gelukkig
Nieuwjaar!
Buon compleanno!:
Gefeliciteerd met de
verjaardag!
Buon Natale!: Prettige
Kerstdagen
Buona Pasqua!: Prettige
Paasdagen!
Calvario, il: Golgotha
campagna, la: platteland
campo, il: gebied, veld
candeline, le (sg. la
candelina): kaarsjes
capacità, la: vermogen
Capodanno, il:
Oudejaarsavond
carino: schattig, lief
carne, la: vlees
cartomanti, i/le (sg. il/la
cartomante): kaartenleggers
Catania: Catanie
cena, la: diner, avondmaaltijd
che bello: wat mooi
chiaroveggenti, i/le (sg. il/la
chiaroveggente):
helderzienden
chiromanti, i/le (sg. il/la
chiromante): waarzeggers
cliente, il/la: klanten
collega, il/la (pl. i colleghi / le
colleghe): collega
Colomba, la: duif, paascake
compleanno, il: verjaardag
complemento oggetto, il:
lijdend voorwerp
comprensione, la: begrip
Con l’augurio di...: in de hoop
dat
concerti, i (sg. il concerto):
concerten
Edizioni Edilingua
12
conferma, la: bevestiging
confetti, i (sg. il confetto):
bruidsuikers
congratularsi con qualcuno:
feliciteren met iemand
Congratulazioni!:
gefeliciteerd!
congratulazioni, le (sg. la
congratulazione): gefeliciteerd
conoscenti, i (sg. il
conoscente): kennissen
conoscere: kennen, weten
corni, i (sg. il corno): hoorns
cosiddetta (m. cosiddetto):
zogenaamde
cravatta, la: stropdas
croce, la: cruise
da poco: sinds kort
dépliant, il: folder
desideri, i (sg. il desiderio):
wensen
destinatari, i (sg. il
destinatario): ontvangers
di nascosto: onbespied
digiuna (inf. digiunare): vasten
dispari: oneven
dispiacere: ongenoegen,
spijten
divertente: gezelliger
dolci regionali, i (sg. il dolce
regionale): regionale
zoetigheden
Domenica di Pasqua, la:
Paaszondag
dottore, il: arts
è ricoperta di: is bedekt met
esclusivamente (avv.):
uitsluitend
esplode (inf. esplodere; p.p.
esploso): barst uit
eventi, gli (sg. l’evento):
gebeurtenissen
Evviva gli sposi!: Lang leve het
bruidspaar!
fare gli auguri: feliciteren,
toewensen
fare le corna: even afkloppen,
gebaar maken met wijsvinger
en pink
Felicitazioni vivissime!:
Hartelijk gefeliciteerd!
Ferragosto, il: Hemelvaaart
ferri di cavallo, i (sg. il ferro
di cavallo): hoefijzers
Festa del Lavoro, la: dag van
de Arbeid
Arrivederci! 2
Woordenlijst
feste, le (sg. la festa): feesten,
partijen
festeggiamenti, i (sg. il
festeggiamento):
feestelijkheden
festeggiato: gevierd
festività religiose, le:
religieuze feestdagen
fiere, le (sg. la fiera): beurzen
figura religiosa, la: religieuze
figuur
finalmente (avv.): eindelijk
forte: sterk
funzione, la: functie
futuro, il: toekomst
gesti scaramantici, i:
bijgelovige gebaren
Gesù Cristo: Jezus Christus
giallo: geel
gioia pasquale, la:
Paasvreugde
giornale, il: krant
giorno di attesa, il: wachtdag
gita, la: tochtje, uitstapje,
reisje, excursie
glassa, la: (suiker)glazuur
granelli di zucchero, i (sg. il
granello di zucchero):
suikerkorreltjes
Grazie mille!: duizendmaal
dank!
gusti, i (sg. il gusto): smaken
ha la forma di questo uccello:
heeft de vorm van deze vogel
hanno luogo: vinden plaats
il più possibile: zoveel
mogelijk
impersonale: onpersoonlijke
in comune: gemeen hebben
in occasione di: ter
gelegenheid van
in suo onore: te zijner eer
incrociare le dita: duimen
indimenticabili (sg.
indimenticabile): onvergetelijk
intensamente (avv.): intens
invariabili (sg. invariabile):
onveranderlijk
invitare: uitnodigen
invitati (sg. invitato): gasten
invito, l’: uitnodiging
laurea, la: afstuderen,
doctoraal diploma
legame, il: band
lettura, la: lezing
Lunedì dell’Angelo, il: tweede
Paasdag
Ma non dovevate disturbarvi:
maar dat hadden jullie niet
hoeven doen
Ma non era necessario: maar
het was niet nodig
maghi, i (sg. il mago):
tovernaars
malocchio, il: boze oog
mamma mia: mijn God
mandorle, le (sg. la mandorla):
amandelen
manifestazioni, le (sg. la
manifestazione): evenementen
matrimonio, il: huwelijk
mica vorrai riposare: je zou
toch niet willen uitrusten
minaccia, la: bedreiging
mito, il: mythe
morte, la: dood
mostra, la: toont
muro, il: muur
Napoli: Napels
nascita, la: geboorte
nascondono (inf. nascondere;
p.p. nascosto): ze verstoppen
natalizio: kerstnozze, le: bruiloften
nulla: niets
oggettino, l’: dingetje, klein
object
ogni: elk
Oh, che gentili...: oh wat
aardig
opuscoli, gli (sg. l’opuscolo):
brochures
oroscopo, l’: horoscoop
Palermo: Palermo
palestra, la: sportzaal,
gymzaal, sportschool
Panettone, il: Panettone,
kerstcake, tulband
partita, la: wedstrijd
Pasqua, la: Pasen
Pasqua cattolica, la:
Katholieke Pasen
Pasquetta, la: tweede Paasdag
peccato, il: jammer
pensieri, i (sg. il pensiero):
gedachten
pericolo, il: gevaar
plurale, il: meervoud
poi (avv.): vervolgens, daarna
popolari (sg. popolare):
populaire
Edizioni Edilingua
13
popolo, il: volk, mensen
porta male: breng ongeluk
portafoglio, il: portefeuille
portafortuna, il: mascottes,
talisman
possibilmente (avv.):
mogelijkerwijs, wellicht
precedono (inf. precedere):
gaan vooraf
primavera, la: voorjaar
principali (sg. principale):
belangrijkste
processioni, le (sg. la
processione): processies
programmi televisivi, i:
televisieprogramma’s
pronome relativo, il:
betrekkelijk voornaamwoord
pronomi indefiniti, i:
onbepaalde voornaamwoorden
purtroppo (avv.): helaas
qualche: sommige
quando cadono le feste:
wanneer vallen de feestdagen
Quaresima, la: Vastentijd
quasi (avv.): bijna
questioni, le (sg. la
questione): kwesties, zaken
quotidianità, la: alledaags
rappresentano (inf.
rappresentare): zij beelden uit
reagiscono (inf. reagire):
reageren
realizzare: vervullen
reazioni, le (sg. la reazione):
reacties
regalare: schenken, kado
geven
regalo, il: cadeau, gift
religione, la: religie
Resurrezione di Cristo, la:
Wederopstanding van Christus
ricominciare: opnieuw
beginnnen
ricorrenze, le (sg. la
ricorrenza): feestelijkheden
rifiutare: weigeren
rifiutate (inf. rifiutare):
weigeren jullie
riguardano (inf. riguardare):
die betrekken hebben op
ringraziate (inf. ringraziare):
bedanken jullie
riquadro, il: vak
ritardo, il: vertraging
Arrivederci! 2
Woordenlijst
riviste, le (sg. la rivista):
tijdschriften
romanzo, il: roman
Sabato Santo, il: Stille
Zaterdag, paaszaterdag
sacchettino, il: zakje
San Gennaro: Sint Gennaro
San Nicola: Sinterklaas
San Petronio: Sint Petronium
Sant’Agata: Sint Agatha
Sant’Ambrogio: Sint
Ambrogium
Santa Rosalia: Sint Rosalie
santi protettori, i (sg. il santo
protettore): beschermheilige,
santo patrono, il:
patroonheilige, schutspatroon
scatoletta, la: doosje
seguenti (sg. seguente):
volgende
si assiste (inf. assistere; p.p.
assistito): woont men bij
si celebra (inf. celebrarsi):
wordt gevierd
si proteggono (inf.
proteggersi; p.p. protetto):
beschermen zich
si riferiscono (inf. riferirsi):
verwijzen naar
simbolo di pace, il: symbool
van vrede
simile: gelijk, dergelijks,
zoiets
soggetto, il: onderwerp
sogno, il: droom
solito: gebruikelijke
sorpresa, la: verrassing
specialmente (avv.): vooral, in
het bijzonder, met name
sposi, gli: echtgenoten
stessa (m. stesso): zelf
strada, la: staat, weg
stretto rapporto, lo: nauwe
band
Sud, il: het Zuiden
superstizione, la: bijgeloof
superstiziosi, i (sg. il
superstizioso): bijgelovigen
tagliare: snijden
Tanti auguri!: Hartelijk
gefeliciteerd!
tasche, le (sg. la tasca):
zakken
testi autentici, i (sg. il testo
autentico): authentieke
teksten
testimonia (inf. testimoniare):
getuigt
toccare ferro: afkloppen
toccarsi le parti intime: zich
in het kruis vatten
torta di compleanno, la:
verjaardagstaart
tradizioni, le (sg. la
tradizione): tadities
uguali (sg. uguale): dezelfde
Ultima Cena, l’: Laatste
Avondmaal
uovo di cioccolata, l’ (m.):
chocolade ei
Venerdì Santo, il: Goede
Vrijdag
vera e propria: echt en
waarachtig
veramente (avv.): werkelijk
Vi auguriamo di... (inf.
augurare): wij wensen jullie
Vi ringrazio... (inf.
ringraziare): ik dank jullie wel
Via Crucis, la: Via Crucis
viaggiare: reizen
voglia, la: zin, verlangen, wens
Quaderno degli esercizi
curiosa (m. curioso):
nieuwsgierig
intensa (m. intenso): intens
motivo, il: reden
spumante, lo: Italiaanse
mousserende wijn
tavolini, i (sg. il tavolino):
tafeltjes
Unità 6 – Cambi casa?
Libro dello studente
a contatto con la natura: in
contact met de natuur
a due passi: op loopafstand,
dichtbij
a memoria: uit het hoofd leren
a seconda: volgens
abitabile: woonkeuken
abitazione, l’ (f.): woning,
huis
accoglie (inf. accogliere; p.p.
accolto): het bevat
affitto, l’: huren, in een
huurhuis wonen
affollato: druk
agenzia immobiliare, l’:
makelaarskantoor
ammobiliato: gemeubileerd
Edizioni Edilingua
14
anonimo: anoniem
appartamenti pubblici, gli:
overheidsappartementen,
flatgebouwen
appartamento moderno, l’:
modern appartement
benzina, la: benzine
buona fortuna, la: veel succes
caotico: chaotisch
cappotto, il: overjas
cartoncini, i (sg. il
cartoncino): kaartjes
casa di campagna, la: landhuis
case popolari, le (sg. la casa
popolare): gemeentewoning
cemento, il: cement
cerco casa: ik zoek een huis
certo: zeker
clima, il: klimaat
Codice di Avviamento Postale,
il: postcode
comodità, la: gemak
comune, il: gemeente
con calma: rustig
condominio, il: flatgebouw,
gebouw in gemeenschappelijk
bezit
confronti (inf. confrontare):
vergelijkingen
conserviamo (inf. conservare):
wij bewaren
conviene (inf. convenire; p.p.
convenuto): is niet gewenst, is
niet gunstig/voordelig
davvero (avv.): werkelijk
decidere (p.p. deciso):
beslissen
decisione, la: beslissing
deserto: verlaten, woestijn
disegno, il: tekening, plaatje
divano, il: bankstel
doppi servizi, i: dubbele
badkamers
dubbi, i (sg. il dubbio): twijfels
dubitare: twijfelen
elementi, gli (sg. l’elemento):
elementen
enfasi, l’ (f.): nadruk
fantasioso: fantasierijk
favore, il: gunst
geografico: geografische
giustificate (inf. giustificare):
motiveren jullie
immigrati, gli (sg.
l’immigrato): immigranten
imparare: leren
Arrivederci! 2
Woordenlijst
imperativo, l’: gebiedende
wijs
in genere (avv.): in het
algemeen
indicazione precisa, l’:
nauwkeurige richting
infrastrutture, le (sg.
l’infrastruttura): infrastructuur
inquinamento, l’: vervuiling
istruzioni, le (sg. l’istruzione):
gebruiksaanwijzingen,
handleidingen
lavabo, il: wastafel
luoghi, i (sg. il luogo): plaatsen
mancanze, le (sg. la
mancanza): tekortkomingen
media, la: gemiddelde
meraviglia, la: juweeltje
metà, la: helft
metri quadrati, i (sg. il metro
quadrato): vierkante meters
metropoli, la (pl. le
metropoli): wereldstad
mezzi pubblici, i (sg. il mezzo
pubblico): openbaar vervoer
mobili (sg. mobile): meubelen
motivate (inf. motivare):
motiveren jullie
mutuo, il: hypotheek, lening
negozi, i (sg. il negozio):
winkels
Nord, il: Noorden
numero civico, il: huisnummer
numerose (sg. numerosa;
m.sg. numeroso): vele,talloze
offerta, l’: aanbieding
ottimi (sg. ottimo):
uitstekende
ovviamente (avv.): uiteraard
P.S. (post scriptum): PS
palazzina, la: klein gebouw,
klein flatgebouw, villa
palazzo, il: gebouw,
familiehuis
pazienza, la: geduld
penna, la: pen
per cultura: uit gewoonte, zijn
gewend
per motivi di lavoro: vanwege
zijn werk
periferia, la: buitenwijk, rand
poco verde: weinig groen,
weing natuur
politico: politieke
poltrone, le (sg. la poltrona):
fauteuils
porte blindate, le (sg. la porta
blindata): gepanserde deuren
portone principale, il:
hoofdingang
prendila al volo: grijp de kans
zodra die zich voordoet, laat
de kans niet aan je voorbijgaan
prezzi, i (sg. il prezzo): prijzen
proprietà, la: eigendom
provinciale: provinciaal
punto di raccolta, il: plaats
van samenkomst, inzamelpunt
qualità della vita, la: kwaliteit
van het leven
raggruppate (inf. raggrupare):
hergroeperen jullie
reddito basso, il: laag inkomen
residenza, la: woonplaats,
officiële woonplaats
richiesta, la: op aanvraag
riunione, la: vergadering
rumoroso: lawaaierig
ruoli, i (sg. il ruolo): rol
rustico: oud boerenhuis,
boerderijtje
scambiatevi (inf. scambiarsi):
wisselen jullie van
scelta, la: keuze
servizi pubblici, i (sg. il
servizio pubblico): openbare
diensten
si discute (inf. discutere; p.p.
discusso): men bespreekt
sillaba, la: lettergreep, syllabe
soprammobili, i (sg. il
soprammobile): versieringen
spese, le: kosten
stile di vita, lo: levenstijl
stressante: stressvol
strutture grammaticali, le:
grammaticale structuren
superficie media, la:
gemiddelde oppervlak
svantaggi, gli (sg. lo
svantaggio): nadelen
tana, la: “schuilplaats”, hol
tedesco: Duits
televisore, il: televisie
traslochiamo (inf. traslocare):
wij verhuizen
trasloco, il: verhuizing
vantaggi, i (sg. il vantaggio):
voordelen
varia (inf. variare): varieert
vasca, la: badkuip
Edizioni Edilingua
15
vicinanze, le (sg. la vicinanza):
in de nabijheid
villetta con giardino, la:
(vrijstaand) huis met tuin
vivilo fino in fondo: leef het
leven voluit
Quaderno degli esercizi
abbronzato: zongebruind
accogliente: gezellig
bilocale, il: tweekamers
camino, il: schoorsteenpjip,
schouw, openhaard
CAP (Codice di Avviamento
Postale): postcode
gita, la: tochtje, uitstapje,
reisje, excursie
muro, il: muur, wand
portale, il: internet site
portone, il: voordeur,
hoofdingang
ragionevole: redelijk
rifugiarsi: zich terugtrekken in
semaforo, il: stoplicht,
verkeerlicht
tetto, il: dak
trilocale, il: driekamers
Unità 7 – Buon appetito!
Libro dello studente
a pezzetti: in stukjes
acciughe, le (sg. l’acciuga):
ansjovis
affettati, gli (sg. l’affettato):
in plakjes gesneden
al di fuori: buiten
al pomodoro: met
tomaat/tomatensaus
altrettanto: insgelijks
antipasti, gli (sg. l’antipasto):
voorgerechten
antipasti misti al buffet, gli:
gemengde voorgerechtenbuffet
antipasto misto, l’: gemengd
voorgerecht
aperitivo, l’: aperitief
apprezzate (sg. apprezzata;
m.sg. apprezzato): stellen
jullie op prijs
arricchire: verrijken
aspetti, gli (sg. l’aspetto):
aspecten
attirare l’attenzione: de
aandacht trekken
bar, il (pl. i bar): bar
Arrivederci! 2
Woordenlijst
bastare: genoeg zijn,
voldoende zijn
bisognare: nodig zijn, moeten
bistecca ai ferri, la: gegrilde
biefstuk
bottiglia, la: fles
bresaola, la: bresaola
buon appetito: eet smakelijk
burro, il: boter
cameriere, il: ober
camino, il: schouw, openhaard
capperi, i (sg. il cappero):
kappertjes
carpaccio, il: carpaccio
carpaccio di pesce spada, il:
carpaccio van zwaardvis
castello, il: kasteel
cenno, il: gebaar
ci metto (inf. metterci): ik
heb.. nodig, ik ben zo klaar
ci mettono (inf. metterci; p.p.
messo): ze hebben… nodig, ze
nemen…
ci vogliono (inf. volerci): is
nodig, is gewenst, het kost
condimento, il: dressing
condizionale, il:
voorwaardelijke wijs
considerare: in acht nemen,
overwegen
contribuisce (inf. contribuire):
draagt bij
costata di maiale alla griglia,
la: gegrilde varkenskarbonades
cucine regionali tipiche, le
(sg. la cucina regionale tipica):
typische regionale keukens
cuocere (p.p. cotto): koken
dappertutto (avv.): overal
dieta mediterranea, la:
Mediterraan dieet
dolci, i (sg. il dolce): dessert,
toetje
dopoguerra, il: naoorlogse
periode
Emilia, l’: Emilia
esiste (inf. esistere; p.p.
esistito): bestaat
estero, l’: buiteland
facilmente (avv.): gemakkelijk
forme di cortesia, le:
beleefdheidvormen
forno, il: oven
friggi (inf. friggere; p.p.
fritto): bak je
frittura, la: het gefrituurde
frutta di stagione, la:
seizoensfruit
funzione comunicativa, la: de
communicatieve functie
gnocchi, gli (sg. lo gnocco):
gnocchi, knoedel (balletje
gemaakt van aardappeldeeg)
gnocchi burro e salvia, gli:
gnocchi met boter en salie
grigliata di pesce misto, la:
gegrilde, gemengde vis
ha cucinato (inf. cucinare):
heeft gekookt
identità, l’: identiteit
immaginare: zich voorstellen
impasto, l’: mengsel
ingredienti, gli (sg.
l’ingrediente): ingredienten
insalata, l’: sla, salade
lasagne, le: lasagna
lato, il: kant
Lazio, il: Latium
Liguria, la: Ligurië
lista della spesa, la:
boodschappenlijst
locale: lokale
Lombardia, la: Lombardije
lontano (avv.): verweg
mancia, la: fooi
mare, il: zee
melanzane, le (sg. la
melanzana): aubergines
melone, il: meloen
merenda, la: tussendoortje
metterci (p.p. messo): duren,
kosten
monti, i (sg. il monte): bergen
mortadella, la: mortadella,
italiaanse worst
mousse di peperoni, la:
mousse van paprika’s
non si fanno conti separati:
doet men niet aan
afzonderlijke rekeningen
obbligatoria (m. obbligatorio):
verplicht
occorre: is nodig
offrire (p.p. offerto):
aanbieden
olio, l’: olie
olio extravergine d’oliva, l’:
extra vierge olijfolie
olive, le (sg. l’oliva): olijven
orario continuato, l’:
doorlopende openingstijden
ordinare: bestellen
Edizioni Edilingua
16
ordine cronologico, l’:
chronologische volgorde
orecchiette, le (sg.
l’orecchietta): orecchiette
(oortjes, pastagerecht)
origano, l’: oregano
padella, la: pan
pangrattato, il: paneermeel
pasta ai broccoli, la: pasta
met broccoli
penne al pomodoro, le: penne
met tomatensaus
peperonata, la: gestoofde
paprika
peperone, il: paprika
peperoni ripieni, i: gevulde
paprika’s
persino (avv.): zelfs
pesce, il: vis
pesce spada, il: zwaardvis
pesto, il: pesto
piatti tipici, i (sg. il piatto
tipico): een typisch
streekgerecht
piemontese: Piëmontees
pirofila, la: vuurvaste
ovenschaal
polenta, la: polenta, maismeel
gerecht
pomodori, i (sg. il pomodoro):
tomaten
pomodori sbucciati, i (sg. il
pomodoro sbucciato): gepelde
tomaten
porchetta, la: gebraden
speenvarken
porzioni, le (sg. la porzione):
portie
possibilità, la: mogelijkheid
prezzemolo, il: peterselie
primi piatti, i (sg. il primo
piatto): eerste hoofdgerecht
profiterol, il: profiterol
proposta, la: voorstel
prosciutto, il: ham
prosciutto crudo, il: rouwe
ham
prosciutto e melone: ham met
meloen
Puglia, la: Apulië
quindi (avv.): dus, dan
ricetta, la: recept
riscaldare: opwarmen
risotto, il: risotto
(rijstgerecht)
Arrivederci! 2
Woordenlijst
risotto ai funghi, il: risotto
met paddestoelen
ristorante indiano, il: Indiaas
restaurant
risultato, il: resultaat
salame, il: salami
sale, il: zout
scaloppine al vino bianco, le:
kalfslapje in witte wijn
secondi piatti, i: tweede
hoofdgerecht
servire: bedienen
servizio di tavola calda, il:
cafetaria, warme
maaltijdservice
Settentrione, il: Noorden
si divide il conto tra i
presenti: men verdeelt de
rekening onder de aanwezigen
si fa alla romana: men doet
het op zijn romeins
siamo al completo: we zijn
vol/bezet
soffriggere (p.p. soffritto):
bruin bakken
spellare: afpellen
spicchio d’aglio, lo: teentjes
knoflook
Sud, il: het Zuiden
sufficienti (sg. sufficiente):
voldoende
tagliate a dadini: in blokjes
gesneden
tarda (m. tardo): laat
teglia, la: bakvorm
tenga pure il resto: houd het
rest maar
territorio, il: gebied
tiramisù, il: tiramisù
tortellini, i (sg. il tortellino):
tortellini
trancio di pesce spada alla
griglia, il: plakje gegrilde
zwaardvis
tritato: gehakt
ultimamente (avv.):
uiteindelijk
unificazione, l’ (f.):
eenwording
Veneto, il: Veneto
verbi impersonali, i:
onpersoonlijke werkwoorden
verbi modali, i:
hulpwerkwoorden
versarti (inf. versare): jou
inschenken
vitello tonnato, il: dun
gesneden kalfsvlees met
tonijnsaus
volerci: nodig zijn
zone costiere, le:
kustgebieden
Quaderno degli esercizi
acqua in bocca: het water
loopt uit de mond
affettati, gli (sg. l’affettato):
gesneden vleeswaren
andare a tutta birra: voluit
gaan
apparenza, l’: uiterlijk, schijn
arrosto di vitello, l’: gebraden
kalfvlees
buco, il: gat
carpaccio di zucchine, il:
carpaccio van courgettes
ciambelle, le (sg. la
ciambella): donuts
contorni, i (sg. il contorno):
bijgerechten
diversi gusti: verschillende
smaken
Frecciarossa, il: Frecciarossa
(sneltrein)
frittura di pesce, la:
gefrituurde vis
gnocchi al gorgonzola, gli:
gnocchi met gorgonzolakaas
gnocchi di patate agli
asparagi, gli: aardappel
gnocchi met asperges
in quanti siete?: met hoeveel
zijn jullie?
incerta (m. incerto): onzeker
insalata caprese, l’ (f.):
caprese salade
insalata di polpo e patate, l’
(f.): octopussalade met
aardappelen
insalata di riso, l’ (f.): rijst
salade
insipido: smakeloos
orecchiette ai broccoli, le:
orechiette met broccoli
pesce spada al vino bianco, il:
zwaardvis met witte wijnsaus
piccante: pikant, gekruid
saltimbocca alla romana, i:
saltinbocca alla romana
(kalfsschnitzels met salie en
boter)
Edizioni Edilingua
17
semifreddo al caffè, il: ijs met
koffiesmaak
spaghetti alle vongole, gli:
spaghetti met
vongole/venusschelpen
spinaci al burro, gli: spinazie
met boter
surgelato: diepgevroren
testi registrati, i (sg. il testo
registrato): opgenomen teksten
torta di mele, la: appeltaart
tortellini in brodo, i: tortellini
in boullion
vocaboli, i (sg. il vocabolo):
woorden
Unità 8 – Ultime notizie
Libro dello studente
accade (inf. accadere):
gebeurt
accanto (avv.): naast, behalve
accendere (p.p. acceso):
aanzetten
adattato: overgenomen van,
aangepast
addormentarmi: ik inslapen
val
affidamento, l’: vertrouwen
affrontano (inf. affrontare):
nemen het op tegen
affrontare: de strijd aangaan
alcune: enkele
altare, l’ (m.): altaar
alterazione, l’ (f.):
veranderingen
ambiente, l’ (m.): omgeving
ammissione, l’ (f.): toelating
anello, l’: ring
ansie, le (sg. l’ansia): angsten
antenna, l’: antenne
antenna parabolica, l’ :
schotelantenne
appare (inf. apparire; p.p.
apparso): lijkt
appiattimento, l’: vervlakking
approfondimento, l’:
verdieping
argomento, l’: onderwerp
arrampicata, l’: beklimming
articolo di giornale, l’:
krantenartikel
assenza, l’: afwezigheid
assumono (inf. assumere; p.p.
assunto): nemen aan
Arrivederci! 2
Woordenlijst
attuali (sg. attuale):
hedendaagse, huidige
auto, l’ (f.; pl. le auto): auto
automobilisti, gli (sg.
l’automobilista):
automobilisten
azzurri (sg. azzurro):
Italiaanse nationale team,
blauwe team
banalità, la: banaliteit
benedizione, la: zegening
bimbo, il: kind
bloccati (sg. bloccato):
geblokkeerde
borsa, la: beurs
cacciatori, i (sg. il cacciatore):
jagers
cambiare: vervangen
campionato, il: kampioenschap
cancellazione, la: annulering
caos, il: chaos
capire: begrijpen
cartoni animati, i (sg. il
cartone animato): tekenfilms
cavo, il: kabel
ceniamo (inf. cenare): wij
dineren
centinaia, le (sg. il centinaio):
honderden
cerimonia di apertura, la:
openingsceremonie
certo: zekere
chiaro: duidelijk
ciclone, il: cycloon
ciò: datgene, dit, dat
code, le (sg. la coda): files
commentare: commentaar
leveren
commentate (inf.
commentare): leveren jullie
commentaar op
comodo: gemakkelijk
condotta (m. condotto):
gepresenteerd
consolarla: haar te troosten
contrario: tegendeel
convento, il: klooster
credono (inf. credere):
geloven
cronaca, la:
berichtenweergeving van de
dag, roddelrubriek,
stadsrubriek
dato non disponibile, il: niet
beschikbare gegeven
destinazione, la: bestemming
dettagliato: gedetailleerd
di fronte a: geconfronteerd
met
diario, il: dagboek
diffusi (sg. diffuso): (hoogste)
oplage
distrarre (p.p. distratto):
afleiden
documentario, il:
documentaire
draghi, i (sg. il drago): draken
è in ritardo: is vertraagd
eccoti (avv.): hier ben je
economico: economisch
edicola, l’: krantenkiosk
emozioni, le (sg. l’emozione):
emoties
eppure: en toch
esercitarmi (inf. esercitarsi):
mijzelf trainen
esilaranti (sg. esilarante):
hilarische, lachwekkende
esistono (inf. esistere; p.p.
esistito): er bestaan, er zijn
evidente: duidelijk
evocano (inf. evocare):
oproepen
fare ipotesi:
veronderstellingen uiten
fatti (sg. fatto): feiten,
gebeurtenissen
fattoria, la: boerderij
fermi in mezzo al traffico:
stilstaan te midden van het
verkeer
fondamentali (sg.
fondamentale): fundamentele
fonte, la: bron
fonte d’informazione, la: bron
van informatie
fonti d’informazione, le:
informatiebronnen
funzionava (inf. funzionare):
hij werkte
fuori orario: buiten zendtijd
gestisce (inf. gestire): beheert
giornale radio, il: radio-nieuws
giornali, i (sg. il giornale):
kranten, dagbladen
Giro d’Italia, il: Ronde van
Italië
governo, il: overheid, regering
grotte, le (sg. la grotta):
grotten
guida TV, la: tv gids
impazzire: gek worden
Edizioni Edilingua
18
in pieno boom: in de jaren van
de hoogconjunctuur
in replica: in herhaling
inaccessibile: onbereikbaar,
ontoegankelijk,
incantesimo, l’: betovering
incidente, l’ (m.): ongeluk
incinta: zwanger
incompreso: onbegrepen,
miskend
incontro, l’: voetbalwedstrijd
increduli (sg. incredulo):
ongelovig
indispensabili (sg.
indispensabile): onmisbare
informati (sg. informato):
geïnformeerd
ingresso, l’: toegang, invoer
insopportabile: ondraaglijke
inutile: nutteloos
lavoro, il: werk
lettore, il: lezer
locali (sg. locale): lokale
magazzini, i (sg. il magazzino):
magazijnen, pakhuizen
maggior parte, la: merendeel
mai (avv.): nooit
maledizione, la: vervloeking
mancante: vermiste
manipolare: manipuleren
manipolazione, la:
manipulatie
mass media, i: massa media
mezzi d’informazione, i:
informatie middelen
mezzi tecnologici, i:
technologische middelen
minuti d’attesa, i: minuten
wachttijd
moderno: modern
modo, il: manier
momentaneamente (avv.):
momenteel, op het ogenblik
mondiali (sg. mondiale):
wereldkampioenschap
navigo in Internet (inf.
navigare): ik surf op Internet
nazionali (sg. nazionale):
nationale
nei pressi: dichtbij, in de
omgeving van
neve, la: sneeuw
non certe (sg. non certa; m.sg.
non certo): onzekere
Arrivederci! 2
Woordenlijst
non confermata (m. non
confermato): niet bevestigd,
onbevestigd
notizia, la: nieuws,
nieuwsbericht
notiziario sportivo, il:
sportnieuws
notizie, le (sg. la notizia):
nieuwsberichten
numero verde, il: groene
nummer
obiettivi, gli (sg. l’obiettivo):
objectief, doelstellingen
obiettivo: objectief
omissione, l’ (f.): weglating
orientati (sg. orientato):
gericht
paraolimpiadi, le:
Paralympische Spelen
passeggeri, i (sg. il
passeggero): passagiers,
reizegers
pay-TV, la: betaal TV
pensiero, il: gedachte
per ore: urenlang
piove (inf. piovere): het regent
popolazione, la: bevolking
pratico: praktisch
Premier, il: Premier
Presidente del Consiglio, il:
Minister president
presta (inf. prestare): hij leent
uit
prevedere (p.p. previsto):
verwachten
previsioni del tempo, le (sg. la
previsione del tempo):
weerberichten
preziosi (sg. prezioso):
kostbare
primo piano, il: op de eerste
plaats
problematico: problematisch
pubblica (m. pubblico):
algemene
pubblicità, la: reclame,
advertentie
punti di vista, i (sg. il punto di
vista): gezichtspunten, alle
kanten
puntuali (sg. puntuale):
punctueel
qualificazioni, le (sg. la
qualificazione): kwalificaties
quotidiano, il: dagblad
rabbia, la: boosheid, woede
rappresenta (inf.
rappresentare):
vertegenwoordigt
raramente (avv.): zelden
reazione a catena, la:
kettingreactie
regionali (sg. regionale):
regionale
rete televisiva, la: tv-netwerk
ricostruite (inf. ricostruire):
reconstrueren jullie
rilassarmi: mijzelf ontspannen
rilievo, il: belangrijkheid
riportare: publiceren,
brengen, verslag uitbrengen,
rapporteren, vermelden
riposo, il: ik rust
riscatto, il: losgeld
ritardi, i (sg. il ritardo):
vertragingen
rivincita, la: revanche
rivista, la: tijdschrift
saltando (inf. saltare):
springend
satellite, il: satelliet
sci nautico, lo: waterskiën
scopo, lo: doel
sempre (avv.): steeds, altijd
servizi di informazione, i (sg.
il servizio di informazione):
informatiesdiensten
sezioni, le (sg. la sezione):
secties,onderdelen
si prestano (inf. prestarsi):
lenenen zich
si svolge (inf. svolgersi; p.p.
svolto): vindt plaats
significativa (sg. significativo):
belangrijkste
società, la: bedrijf
sospeso: onderbroken,
opgeschort
sostenere: ondersteunen
spettacolo, lo: voorstelling,
toneel, show, vermaak
stanco: moe
studio, lo: ik studeer
sullo sfondo: tegen de
achtergrond
superficiale: oppervlakkig
superficiali (sg. superficiale):
oppervlakkig
supposizioni, le (sg. la
supposizione):
veronderstellingen
Edizioni Edilingua
19
telegiornale, il: het
televisiejournaal
telegiornali, i (sg. il
telegiornale): tv-nieuws, de
journalen
televideo, il: teletekst
televisiva (m. televisivo):
televisietemi, i (sg. il tema): thema’s
tempo libero, il: vrije tijd
Tg, il: het journaal, het nieuws
titolo, il: kop
tralascia (inf. tralasciare):
weerhoudt
tuttavia: echter
TV digitale, la: digitale TV
unica (m. unico): enige
utilizzati (sg. utilizzato):
gebruikt
valevole: een wedstrijd die
telt voor de Champions League
Valle d’Aosta, la: Val d’Aoste
varietà, il: revue, cabaret
veline, le (sg. la velina):
televisie showgirls
veloce: snel
vendetta, la: wraak
via (avv.): door
vicenda, la: gebeurtenis,
voorval, verhaal
videogiornale, il:
televisiejournaal
vini pregiati, i (sg. il vino
pregiato): heerlijke wijnen
voglia, la: zin, zin hebben
voli in partenza, i (sg. il volo
in partenza): vertrekkende
vluchten
Quaderno degli esercizi
aggiornare: bijwerken,
updaten
antivirus, l’ (m.): antivirus
convoca (inf. convocare):
roept bijeen
disinforma (inf. disinformare):
informeert verkeerd
federalismo, il: federalisme
impegnativa (m. impegnativo):
vermoeiende
indagine, l’ (f.): onderzoek
inoltrare: indienen, ter hand
stellen
mutui, i (sg. il mutuo):
hypotheek
Arrivederci! 2
Woordenlijst
noleggiare una macchina: een
auto huren
rapinatore, il: overvaller, dief
scaricare: downloaden
schermo, lo: scherm
stampante, la: printer
tappetino, il: mat
tastiera, la: toestenbord
Facciamo il punto? 2
al ragù: met tomaten-vleessaus
avanti (avv.): naar voren,
vooruit
barista, il: barman
biscotti savoiardi, i (sg. il
biscotto savoiardo): lange
vingers
bisogno, il: noodzaak
cacao in polvere, il:
cacaopoeder
cassiera, la: kassier
chiacchiere, le (sg. la
chiacchiera): praatje
ci vuole (inf. volerci): is er
nodig
comparativo: vergelijkende
trap
complimento, il: compliment
conoscere: kennen
contatto, il: contact
cristiano: mens, persoon
desiderio, il:
behoefte,verlangen
entrare: komen
estranea (m. estraneo):
afwijkende, niet behorende
evviva: hoera
fermate (inf. fermare):
stoppen jullie, houden jullie
aan
fulmine, il: bliksem
gusto, il: smaak
incontrate (inf. incontrare):
jullie tegenkomen
indietro (avv.): terug,
achteruit
ingrediente, l’ (m.):
ingredient
interrompere (p.p.
interrotto): onderbreken
istruzione, l’ (f.): instructie
lancia il dado: gooit de
dobbelsteen
mascarpone, il: mascarpone
occasione, l’ (f.): gelegenheid
panetteria, la: bakkerij
passante, il: voorbijganger
passi, i (sg. il passo): stappen
pizzetta, la: kleine pizza
pure (avv.): maar
rito, il: ritueel
scaloppine, le (sg. la
scaloppina): kalfslapjes
scorso: afgelopen, laatste
sente (inf. sentire): voelt
servire: opdienen
sole, il: zon
spumante, lo: Italiaanse
mousserende wijn
svolge (inf. svolgere; p.p.
svolto): voert uit
telefonata, la: telefoontje
tortellini, i (sg. il tortellino):
gevulde pasta
umanità, l’ (f.): mensheid
uova, le (sg. l’uovo): ei
zucchero, lo: suiker
Unità 9 – Cosa fai nella
vita
Libro dello studente
a breve: op korrte termijn
a contatto con la gente: in
contact met mensen
a stare peggio: slechter
a tempo pieno: full-time
acquisizione, l’ (f.): acquisitie
agenzie per il lavoro, le (sg.
l’agenzia per il lavoro):
uitzendbureau
agricoltura, l’: landbouw
al chiuso: binnen
all’aperto: buiten
allestimento fiere, l’ (m.):
beursvoorbereiding
ambosessi: beide geslachten
assumere (p.p. assunto): in
dienst nemen
automunito: in bezit van auto
autonomo: zelfstandig,
autonoom, onafhankelijk
azienda, l’: bedrijf,
onderneming
bella presenza, la:
representatief
buono stipendio: goed salaris
candidati, i (sg. il candidato):
kandidaten
capo, il: chef, baas
Edizioni Edilingua
20
centro per l’impiego, il:
arbeidsbureau
cerco lavoro: ik zoek
werk/een baan
chiedere conferma: een
bevestiging vragen
colleghi, i (sg. il collega):
collega’s
colloquio di lavoro, il:
sollicitatiegesprek
commissioni, le (sg. la
commissione): op oproep basis
componente, la: bestanddeel
comunicare qualcosa: iets
meedelen
condizioni di lavoro, le:
arbeidsvoorwaarden
conoscenze richieste, le:
verlangde kennis
contattare: contact opnemen
met
contatti, i (sg. il contatto):
contacten
contratto, il: contract
crescono (inf. crescere):
groeien
curriculum, il: curriculum
dai: kom op!
dati, i (sg. il dato): gegevens
disoccupati, i (sg. il
disoccupato): werklozen
disponibili (sg. disponibile):
beschikbare
ditta, la: firma, bedrijf
domanda, la: vraag
duro: moeilijk, hard
è tutt’altro che: het is
allesbehalve
eccetera (avv.): enzovoort
emergenza, l’: noodgeval
espressione orale, l’ (f.):
uitdrukkingsvaardigheid
esprimere intenzioni:
bedoelingen uiten
faccia pure (inf. fare): doe
maar
facile: makkelijk
fare i turni: ploegendienst
fascia d’età, la:
leeftijdscategorieën
faticoso: vermoeiend, zwaar
fisso: vast
flessibili (sg. flessibile):
flexibele
flessibilità, la: flexibiliteit
Arrivederci! 2
Woordenlijst
forniscono (inf. fornire): ze
leveren
fortunato: gelukkig, geluk
hebben
frase principale, la: hoofdzin
frase secondaria, la: bijzin
gentile: aardige
giovanile: jeugdguadagnare: verdienen
hostess, la: gastvrouw
ideale: ideale
immediato: onmiddellijk
immobili, gli (sg. l’immobile):
onroerend goed
impiegato, l’: werknemer,
ambtenaar
imprese, le (sg. l’impresa):
bedrijven
imprese private, le: prive
ondernemeingen
in modo affermativo: op een
bevestigende manier
in modo gentile: op een
aardige en beleefde manier
incarichi, gli (sg. l’incarico):
opdrachten, taken
indicazione temporale, l’ (f.):
tijdelijke aanwijzing
indipendente: onafhankelijk
industria, l’: industrie
intensivi (sg. intensivo):
intensieve
intenzioni, le (sg.
l’intenzione): bedoelingen
inviare: sturen, zenden
laurea in informatica, la:
doctoraal diploma in
informatica,
lavoratori, i (sg. il lavoratore):
werknemers
libero professionista, il:
freelancer, ZZP- er
mansioni, le (sg. la mansione):
taken
mettono in contatto: brengen
in contact
migliorate (inf. migliorare):
verbeterde
minimo: minimum
occupati (sg. occupato):
werknemers
occupazione, l’ (f.):
werkgelegenheid
offerta, l’: aanbod
offerte di lavoro, le (sg.
l’offerta di lavoro): vacatures
orari flessibili, gli (sg. l’orario
flessibile): flexibele werktijden
paio, il (pl. le paia): paar
personale, il: personeel
piacere: plezier, leuk
posto, il: functie
programmatore, il:
programmeur
promoter, il: promotor
proprio: eigen
qualifiche, le (sg. la qualifica):
kwalificaties, kennis
rappresenta (inf.
rappresentare): betekent
requisiti, i (sg. il requisito):
vereisten
responsabilità, la:
verantwoordelijkheid
riguarda (inf. riguardare):
betreft
rimettere (p.p. rimesso):
opnieuw zetten
risposta definitiva, la:
definitief antwoord
rivolgersi (p.p. rivolto): zich
wenden tot
sede, la: zetel
selezionano (inf. selezionare):
ze selecteren
serali (sg. serale): in de avond,
(avondcursussen)
servizi, i (sg. il servizio):
dienstensector
settore, il: sector
si richiede (inf. richiedere;
p.p. richiesto): men verlangt,
het wordt gevraagd
spedire: verzenden, versturen
squadra, la: team
stage, lo: stage
stipendio, lo: salaris
straordinari, gli:
buitengewoon
studi, gli (sg. lo studio):
studies
studio legale, lo:
advocatenkantoor
successione temporale, la:
chronologische volgorde
Sud, il: het Zuiden
svolgere (p.p. svolto):
uitvoeren
tasso di disoccupazione, il:
werkloosheidspercentage
tecnica, la: techniek
Edizioni Edilingua
21
tedeschi, i (sg. il tedesco):
Duits
telefonista, il/la: telefoniste
tipo di stipendio, il: soort
salaris
tornano (inf. tornare): stijgen
uit, teruggaan
turni di notte, i (sg. il turno di
notte): nachtdiensten
vita scolastica, la: het
schoolleven
Quaderno degli esercizi
ambosessi: beide geslachten
cuoco, il: kok
formazione, la: opleiding
fruttivendolo, il: groenteboer
insolite (sg. insolita; m.sg.
insolito): ongebruikelijke
istruzione, l’ (f.): onderwijs
mestieri, i (sg. il mestiere):
ambachten
pulitore di monete, il:
muntreiniger
scacciatore di piccioni, lo:
duivenjager
scaldaletto umano, lo:
menselijke bedverwarmer
sveglia, la: wekker
vigile, il: politieagent
Unità 10 – L’amore è ...
Libro dello studente
abbronzati (sg. abbronzato):
zongebruinde
accettano (inf. accettare):
aanvaarden
accorgersi (p.p. accorto):
bemerken, opmerken
Acquario, l’: waterman
adulto, l’: volwassen
affetto, l’: affectie, gevoel
agente segreto, l’: geheim
agent
agire per primi: reageert als
eerste
aiutarsi: elkaar helpen
alta (m. alto): groot, hoog
amare qualcuno: van iemand
houden
annunci, gli (sg. l’annuncio):
advertenties
ansia, l’: angst
argomento, l’: these
Ariete, l’ (m.): ram
Arrivederci! 2
Woordenlijst
associazione sportiva, l’:
sportvereninging
attrazione fisica, l’: fysieke
aantrekkingskracht
aumento, l’: verhoging,
salarisverhoging
avventuriero, l’: avonturier,
gelukzoeker
bell’aspetto: goed uitziend
bella corsa: een flinke eind
hardlopen
benessere, il: welzijn, goed
voelen
Bilancia, la: wegschaal
bionda (m. biondo): blonde
brevemente (avv.): kort
Cancro, il: kreeft
cantano (inf. cantare): zingen
Capricorno, il: steenbok
carta vincente, la: winnende
kaart, winnend lot
casella postale, la: postbus
cena romantica a lume di
candela, la: romantisch diner
bij kaarslicht
cercasi anima gemella:
geestverwant gezocht, de ware
Jacob(a)
certezza scientifica, la:
wetenschappelijke zekerheid
ci si registra (inf. registrarsi):
schrijft men zich er in
cioccolatini, i (sg. il
cioccolatino): chocolaatjes
coesistere (p.p. coesistito):
naast elkaar bestaan
come funziona: hoe werk het?
come la pensano: hoe denken
ze erover, wat vinden ze ervan
commedia, la: komedie
compagno di viaggio, il:
reisgenoot
conquista, la: verovering
corsa, la: hardlopen
corteggiatore, il: minnaar,
versierder
costruzione, la: constructie,
zinsbouw
cuore, il: hart
desiderato: gewenste
di lunga durata: van lange
duur
diplomatico: diplomaat
diventare: worden
divorziato: gescheiden
duro lavoro, il: hard werk
energia, l’: kracht, energie
esperimento, l’: experiment
esperti, gli (sg. l’esperto):
deskundigen
eventi culturali, gli (sg.
l’evento culturale): culturele
evenementen
eventualmente (avv.):
eventueel, mogelijkerwijs
evitiamo (inf. evitare): wij
vermijden
fai da te (inf. fare): doe het
zelf
familiari (sg. familiare):
familieleden
fantasie, le (sg. la fantasia):
fantasieën
ferite, le (sg. la ferita):
wonden
fragile: kwetsbaar, breekbaar
galanti (sg. galante): galante,
charmante
Gemelli, i: tweeling
ha luogo una serata: vindt op
een avond plaats
impegno, l’: inspanning,
moeite
inaspettato: onverwachte
incertezza, l’: onzekerheid
incontri galanti, gli (sg.
l’incontro galante): amoureuze
ontmoetingen
incontri veloci, gli (sg.
l’incontro veloce): speed date,
kortstondige ontmoeting
indossano (inf. indossare):
dragen
insomma (avv.): kortom
la fortuna ti bacerà: het geluk
zal je kussen (toelachen)
La locandiera: La locandiera
Leone, il: leeuw
liberamente (avv.): vrijuit,
openhartig
locali, i (sg. il locale):
gelegenheden, lokalen
mammone, il: moederskind(je)
massimo: maximaal, hooguit
materno: moederlijk
maturo: rijp
motto, il: devies
negativo: negatief
nel bene: in goede tijden
nel male: in slechte tijden
non iscritti (sg. non iscritto):
niet ingeschreven
Edizioni Edilingua
22
opposti, gli (sg. l’opposto):
tegenovergestelde
ottenere: krijgen, verkrijgen
particolare, il: in het
bijzonder
passione, la: passie
pesante: warm (kleding)
Pesci, i: vissen
pittura, la: schilderkunst
poco eccitante: weinig
opwindend
positivo: positief
prenotazione, le (sg. la
prenotazione): reservering
preoccupato: bezorgd
proposta teatrale, la: theater
aanbod
propri (sg. proprio): eigen
provateci (inf. provare):
probeer jullie het
psicologicamente (avv.):
psychologisch gezien
racconta nei minimi dettagli:
in minime details vertellen
rapporti poco frequenti:
weining geslachtsgemeenschap
redazione, la: redactie
regalerà (inf. regalare): zal
schenken
regista, il/la: regisseur
ricercatore, il:
wetenschappelijk onderzoeker
riuscire: slagen, lukken
romanzo giallo, il: thriller
roman
romanzo rosa, il: liefde roman
rubacuori: hartenbrekers
Sagittario, il: boogschutter
scenografia, la:
decorachtergrond, scenografie
Scorpione, lo: schorpioen
scultura classica, la: klassieke
beelhouwkunst
scultura moderna, la:
moderne beeldhouwkunst
se scappi, ti sposo: als je
wegloopt, trouw ik met je
seduzione, la: verleiding
segno zodiacale, il:
sterrenbeeld
sentimenti, i (sg. il
sentimento): gevoelens
sentimento d’amore, il:
gevoel van liefde
sentirsi: zich voelen
Arrivederci! 2
Woordenlijst
separata (m. separato):
gescheiden
serata, la: avond
serenate, le (sg. la serenata):
serenades
serio: serieuze, betrouwbaar
siedono (inf. sedere): zitten
simboli, i (sg. il simbolo):
symbolen
sincero: oprecht
single: vrijgezel
so come renderti felice: ik
weet hoe ik je gelukking kan
maken
sorriderà (inf. sorridere): zal
lachen
speranza, la: hoop
spiagge, le (sg. la spiaggia):
stranden
stereotipi, gli (sg. lo
stereotipo): stereotypen
svegliarsi: wakker worden
terra dei latin lover, la:
teritorium van de Latin lover
Toro, il: stier
tragedia, la: tragedie
uno di fronte all’altro:
tegenover elkaar
uomini corteggiatori, gli (sg.
l’uomo corteggiatore): het hof
makende mannen, versierders
Venere, la: venus
verbi riflessivi, i:
wederkerende werkwoorden
Vergine, la: maagd
verso Dio: richting God
vestirsi: zich kleden
vignetta, la: tekening
vita sessuale, la: seksleven
volere bene a qualcuno:
iemand graag mogen
Quaderno degli esercizi
anima gemella, l’:
geestverwant, de ware
Jacob(a)
corteggiamento, il: het hof
maken, verleiden
Unità 11 – Vivere
insieme
Libro dello studente
a proposito: trouwens, à
propos
addirittura (avv.): toe maar!
wel ja!
allegri (sg. allegro): vrolijk
almeno (avv.): tenminste
ambulanze, le (sg.
l’ambulanza): ambulances,
ziekenwagen
avvisi, gli (sg. l’avviso):
aankondingingen,
waarschuwingen
badante, la: verzorger,
oppasser
balli il samba: je danst de
samba
Brasile, il: Brazilië
buttare: gooien
cambiare argomento: van
onderwerp veranderen
carta d’identità, la: Id kaart,
identiteitsbewijs
ce l’ho (inf. avere): ik heb het
Cipro: Cyprus
circa: ongeveer
cittadina, la (m. il cittadino):
inwoonster
cittadinanza, la: burgerschap
colf, la: hulp (in de
huishouding), de
come fai a saperlo: hoe weet
je dat
come ti trovi in Italia: hoe
bevalt het je in Italië?
comune, il: gemeentehuis
condomini, i (sg. il
condomine): mede eigenaren in
appartementen complex
contengono (inf. contenere):
bevatten
conto in banca, il:
bankrekening
contratti regolari, i (sg. il
contratto regolare): reguliere
contracten
cortile, il: binnenplaats
da non credere: het is
ongelooflijk
dato reale, il: werkelijk
gegeven, statistisch gegeven
davvero (avv.): echt waar
di proprietà: in eigendom
diffusi (sg. diffuso):
voorkomend
disagio, il: onbehagen
discutere (p.p. discusso):
bespreken
Edizioni Edilingua
23
dispiacere, il: ongenoegen,
spijten
divieti, i (sg. il divieto):
verboden
documento valido, il: geldig
document
è vietato (inf. vietare): het is
verboden
Egitto, l’: Egypte
egiziano: Egyptische
eh già: tja, wat wil je
enorme: enorme, grote
esagerazione, l’ (f.):
overdrijving
esprimere qualcosa in modo
diverso: iets uitdrukken op een
andere manier
esprimere sollievo: opluchting
tonen
far intendere che si è capito:
laten merken dat het begrepen
is
fazzoletto, il: zakdoek
fiducia, la: vertrouwen
Filippine, le: Filipijnen
fogli bianchi, i (m. il foglio
bianco): witte velletjes papier
formulare: formuleren, uiten,
indienen
foto di famiglia, la: familiefoto
fumetti, i (sg. il fumetto):
stripverhalen
giocare a pallone: voetballen
giochi a calcio:
voetbalwedstrijden
gioia, la: vreugde
grossi problemi, i (sg. il grosso
problema): grote problemen
i nostri vicini (sg. il nostro
vicino): onze buren
i tempi cambiano: tijden
veranderen
immondizia, l’: vuilnis
in affitto: te huur
in peggio: tot erger
incredulità, l’ (f.): ongeloof
inquilini, gli (sg. l’inquilino):
huurders
insicurezza, l’: onzekerheid
intanto (avv.): ondertussen
integrarsi: zich integreren
integrazione, l’ (f.): integratie
intendono (inf. intendere; p.p.
inteso): zijn van plan
Arrivederci! 2
Woordenlijst
interpretate (inf.
interpretare): interpreteren
jullie
interrompere qualcuno:
iemand onderbreken
interviste, le (sg. l’intervista):
interviews
Israele: Israel
lamentele, le (sg. la
lamentela): klachten
macchina sportiva, la:
sportwagen
manifestano (inf.
manifestare): maken ze
kenbaar, uiten ze
manifestare sorpresa: uiten
van verrassing
mantenere viva una
conversazione: een gesprek
aan de gang houden
matita, la: potlood
meno male: gelukkig maar
Messico, il: Mexico
meta per le vacanze, la:
vakantiebestemming
monete da 1 euro, le (sg. la
moneta da 1 euro): 1 euro
munten
motorino, il: bromfiets
nei confronti degli immigrati:
ten opzichte van de
immigranten
non ci posso credere: ik kan
het niet geloven
operaio, l’: arbeider
Paese musulmano, il:
Moslimlanden
Paesi Bassi, i: Nederland
passaporto, il: paspoort
paura, la: angst
penne nere, le (sg. la penna
nera): zwarte pennen
permanenza, la: verblijf
piacere: plezier, vermaak
piano di sopra, il:
bovenverdieping
piramidi, le (sg. la piramide):
piramides
Polonia, la: Polen
Portogallo, il: Portugal
portone, il: voordeur,
hoofdingang
proibito: verboden
proprietari, i (sg. il
proprietario): eigenaren
provare sentimenti: gevoelens
hebben
pulire: schoonmaken
quartiere, il: wijk, buurt
quinto piano, il: vijfde
verdieping
rapporti di vicinato, i (sg. il
rapporto di vicinato):
verhoudingen met de buren
rapporto, il: verhouding,
relatie
razzisti (sg. razzista): racisten
richieste, le (sg. la richiesta):
verzoeken
scatolone, lo: grote doos
scusa se ti interrompo:
excuseer dat ik je onderbreek
segno di civiltà, il: teken van
beschaving
severamente (avv.): streng
si scambiano (inf. scambiarsi):
ze verwisselen
socievole: sociaal, gezellig
sollievo, il: opluchting
Spagna, la: Spanje
spazio, lo: ruimte
specchio, lo: spiegel
stato di famiglia, lo: uittreksel
uit het bevolkingsregister met
de gezinssamenstelling
strani (sg. strano): vreemd,
raar
Sudafrica, il: Zuid-Africa
Svizzera, la: Zwitserland
tedesca (m. tedesco): Duits
telefonino, il: mobiele
telefoon
traduttore giurato, il: beëdigd
vertaler
traduzioni autenticate, le (sg.
la traduzione autenticata):
beeedigde vertalingen
tutto funziona perfettamente:
alles werkt perfect
ufficio igiene, l’ (m.):
Gemeentelijke Geneeskundige
Gezondheidsdienst (GG en GD)
violoncello, il: cello
werkster
Quaderno degli esercizi
avviso, l’: bericht
nacchere, le (sg. la nacchera):
castagnetten
risciò, il: risciò
sombrero, il: sombrero
Edizioni Edilingua
24
struzzo, lo: struisvogel
Unità 12 – Godiamoci la
natura!
Libro dello studente
a bordo: aan boord
a cavallo: te paard
a piedi: lopend, te voeten
a pieno contatto con la
natura: in volledig contact met
de natuur
acquisti verdi, gli (sg.
l’acquisto verde): groene
inkoop
agriturismo, l’: vakantie op de
boerderij
ambiente, l’ (m.): omgeving,
klimaat, milieu
ammirate (inf. ammirare):
bewonderen jullie
anello, l’: ring
angoli di grande interesse
naturalistico: gedeeltes met
hele interessante natuurschoon
arrivo, l’: aankomst
aspetti, gli (sg. l’aspetto):
aspecten
attrazioni turistiche, le (sg.
l’attrazione turistica):
toeristische attracties
aumentare: verhogen
avvicinare: dichtbij komen
bassa profondità, la: ondiep
berretto di lana, il: wollen
muts
bevande, le (sg. la bevanda):
dranken
bidoni, i (sg. il bidone):
vuilnisbakken
binocolo, il: verrekijker
bosco, il: bos
brochure, la: brochure
campi coltivati, i (sg. il campo
coltivato): landbouwgronden
canali interni, i (sg. il canale
interno): binnenwateren
capo impermeabile, il:
waterdicht jack
cartina, la: kaart
cassonetti, i (sg. il
cassonetto): afvalcontainers
cavalli maremmani, i (sg. il
cavallo maremmano):
Maremmani paarden
Arrivederci! 2
Woordenlijst
cinghiali, i (sg. il cinghiale):
wilde zwijnen
classifica, la: classificatie
comodi (sg. comodo):
confortabele
compostaggio, il:
compostering
compostaggio domestico, il:
thuiscompostering
comuni ricicloni, i (sg. il
comune riciclone): gemeente
recyclers
concime, il: mest
consumi, i (sg. il consumo):
verbruik
consumo energetico, il:
energieverbruik
copertina, la: omslag, kaft
cullare: schommelen, wiegen
dépliant, il: brochure
dislivello, il: niveauverschil,
hoogteverschil
è gestita (inf. gestire): wordt
beheerd
ecologista: ecoloog
efficacia, l’: effectiviteit
elettrodomestico, l’:
huishoudelijke apparaten
ente autonomo, l’: stichting
esperienza unica, l’: unieke
ervaring
esperti, gli (sg. l’esperto):
experts, deskundigen
fare domande più specifiche:
specifiekere vragen stellen
fascino, il: aantrekkingskracht
felpa in pile, la: vliestrui
fenicotteri, i (sg. il
fenicottero): flamingo’s
fertilizzante, il: meststof
fondale, il: zeebodem
fondo trasparente, il:
doorzichtige bodem
gabbiani, i (sg. il gabbiano):
meeuwen
gesti, i (sg. il gesto): gebaren
ghiacciaio, il: gletsjer
gita, la: reisje, tocht,
uitstapje, excursie
immersioni, le (sg.
l’immersione): duiken
impatto, l’: invloed
in canoa: met de kano
in carrozza: per paard en
wagen, per koets
iniziativa, l’: initiatief
itinerari, gli (sg. l’itinerario):
routes
lampadine a risparmio
energetico, le: spaarlampen
limpidezza, la: helderheid
località, la: plaats
multicolori (sg. multicolore):
veelkleurige
nuoto, il: zwemmend
oasi naturalistica, l’: een oase
van natuur
onde, le (sg. l’onda): golven
ottimi camminatori, gli (sg.
l’ottimo camminatore):
uitstekende wandelaars
paesaggio, il: landschap
paludi, le (sg. la palude):
moerassen
parametri, i (sg. il parametro):
parameters
Parco del Delta del Po, il:
Park van de Po delta
Parco Nazionale, il: Nationaal
Park
pascoli, i (sg. il pascolo):
weilanden
pedule, le (sg. la pedula):
klimschoenen met rubberzool
percentuale, la: percentage
percorso circolare, il:
cirkelvormig parcours
pinete, le (sg. la pineta):
dennenbos
pioggia, la: regen
processo, il: werkwijze
prodotti biologici, i (sg. il
prodotto biologico):
biologische producten
raccolta differenziata, la:
gescheiden inzameling
realizzata (m. realizzato):
uitgevoerd
ricicla (inf. riciclare):
recycleert
riciclaggio dei rifiuti, il: afval
recycling
riduzione, la: reductie
rifiuti, i (sg. il rifiuto): afval
rifiuti organici, i (sg. il rifiuto
organico): organisch afval
rifugio, il: berghut
rinuncia, la: doet afstand
rubinetto dell’acqua, il:
waterkraan
sabbiose (sg. sabbiosa; m.
sabbioso): zandachtig
Edizioni Edilingua
25
salvaguardia dell’ambiente,
la: milieubehoud
scarponi da trekking, gli (sg.
lo scarpone da trekking):
wandelschoenen
selvaggi (sg. selvaggio): wilde
sito naturalistico, il:
natuurlijke omgeving
smaltimento, lo: verwerking
sosta, la: pauze, tussenstop
straordinario: buitengewoon
stupendi (sg. stupendo):
prachtige
subacqueo: onder water
superare: overtreffen
tempo di percorrenza, il:
reistijd
uscita notturna, l’: nachtelijke
excursie
vacche, le (sg. la vacca):
koeien
vestiti pesanti, i (sg. il vestito
pesante): warme kleding
visitabili (sg. visitabile): te
bezichtigen
viveri, i: proviand,
levensmiddelen
zaino, lo: rugzak
zone umide, le (sg. la zona
umida): vochtige gebieden
zoo, lo: dierentuin
Quaderno degli esercizi
curricula, i (sg. il curriculum):
curriculum vitae
Facciamo il punto? 3
cappotto, il: mantel,
winterjas, jas
destino, il: lot
grilli, i (sg. il grillo): krekels
inquietudine, l’ (f.):
rusteloosheid
intonazione, l’ (f.): intonatie
lago, il: meer
melodia, la: melodie
risposta errata, la: fout
antwoord
ritmo, il: ritme
sogno proibito, il: verboden
droom
tormento, il: kwelling,
marteling, plaag
Arrivederci! 2
Woordenlijst
Test finale
aree faunistiche, le (sg. l’area
faunistica): gebieden met
fauna
avvistare: in zicht krijgen
borraccia, la: veldfles
competenza linguistica, la:
taalvaardigheid
credibilità, la:
geloofwaardigheid
subacquee (sg. subacqua;
m.sg. subacquo): onderwater
torcia, la: zaklamp
Grammatica
aggettivi dimostrativi, gli:
bijvoeglijk gebruikt aanwijzend
voornaamwoord
aggettivi indefiniti, gli:
bijvoeglijk gebruikt onbepaald
voornaamwoord
approfittare: profiteren
assimilarsi: zich eigen maken,
opnemen
assistere (p.p. assistito):
bijwonen
avverbio, l’: bijwoord
complemento di termine, il:
meewerkend voorwerp
coniugazione, la: vervoeging
convenire (p.p. convenuto):
overeenkomen
costruzioni particolari, le (sg.
la costruzione particolare):
bijzondere constructies
esagerare: overdrijven
forma di cortesia, la:
beleefdheidsvorm
forma tonica, la:
beklemtoonde vorm
frase affermativa, la:
bevestigende zin
frase interrogativa, la:
vraagzin
frase negativa, la:
ontkennende zin
frase secondaria, la: bijzin
intenzione, l’ (f.): bedoeling,
plan
luogo di origine, il: plaats van
herkomst
metterci (p.p. messo): nodig
hebben
numeri cardinali, i:
hoofdtelwoorden
Edizioni Edilingua
26
numeri ordinali, i:
rangtelwoorden
obiettivo, l’: doel
particolarità, la: bijzonderheid
pescheria, la: viswinkel
possesso, il: bezit
procurare: aanschaffen
pronomi dimostrativi, i:
aanwijzende voornaamwoorden
pronomi diretti, i: directe
voornaamwoorden
pronomi indefiniti, i:
onbepaalde voornaamwoorden
pronomi indiretti, i: indirecte
voornaamwoorden
pronomi relativi, i:
betrekkelijke
voornaamwoorden
provenienza, la: herkomst
schiuma, la: schuim
verbi impersonali, i:
onpersoonlijke werkwoorden
verbi irregolari, i:
onregelmatige werkwoorden
verbi modali, i:
hulpwerkwoorden
verbi riflessivi, i:
wederkerende werkwoorden
Scarica

Arrivederci! 2 Woordenlijst Unità 1 – Hai voglia di uscire?